Autobiografische fictie

Op het achterplat van Moederland staat: ‘Het leven van Paul Theroux bestaat uit reizen en schrijven.’ Dat kun je wel zeggen. Paul Theroux (10 april 1941) schreef zo’n twintig reisboeken en nog meer romans, waaronder het succesvol verfilmde The Mosquito Coast (Muskietenkust). Als lezer van zijn romans komt Theroux op mij over als daadkrachtige, macho-man, die gevaar, avontuur en controverse niet schuwt. Zo anders is mijn beeld van hem na het lezen van Moederland.

Hoofdpersonage Jay Justus groeit op op Cape Cod, Massachusetts, trekt als schrijver van romans en reisverhalen de wijde wereld in, maar keert na veertig jaar – na de dood van zijn vader – armlastig en gedesillusioneerd terug naar zijn geboortegrond, terug naar zijn famille, want ‘je komt uit een familie zoals je uit een bepaald land komt’. Al is dat met gemengde gevoelens of eigenlijk met tegenzin:

De uitdrukking ‘één grote familie’ roept bij mij geen beeld op van een groep gelijkgestemden. Het doet me denken aan akelige collectieve wanorde, verraad, hebzucht en wreedheid, dat deel van de beschaving dat het dichtst in de buurt komt van een clubje kannibalen.

Die familie bestaat naast Jay uit broers Fred, Gilbert, Floyd en Hubby, en de zussen Franny, Rose en Angelina – de laatste moeders lievelingetje, al stierf ze bij haar geboorte. Nog steeds wordt op feestdagen de tafel gedekt voor Angelina en mag niemand van moeder op Angelina’s stoel zitten. Moeder is een ijdele, manipulatieve, zeer kwaadaardige vrouw die haar kinderen rücksichtslos tegen elkaar uitspeelt en tegen elkaar opzet. Theroux zet de familie neer als een stelletje infantiele mannen en vrouwen van middelbare leeftijd, Jay incluis, maar Jay – tamelijk berooid en afhankelijk – is ook en vooral slachtoffer. Wat deze kloeke roman toch wel brisant maakt is dat het zoveel autobiografische elementen bevat dat het personage Jay nagenoeg samenvalt met de schrijver, maar let wel: de schrijver niet ís. Altijd goed om dit voor ogen te houden, zo leren we nu ook weer in de soap rondom Charlotte Mutsaers. Enfin, Theroux beschrijft het stelletje dat Jays familie is op een vileine, soms zelf ronduit naargeestige wijze, maar ook met veel humor. Theroux lijkt heel wat af te rekenen te hebben, in het bijzonder met zijn broer Alexander, in de roman Floyd, die in werkelijkheid als criticus Theroux’ roman My Other Life (1996) neersabelde in een recensie in Boston Magazine. Ditzelfde laat Theroux in Moederland Floyd nu doen met Jays roman The Half Life. Kostelijk. Maar toch zijn Theroux’ pijlen het meest gericht op moeder:

Maar waar ik ook over de aarde ronddoolde, nooit kwam ik een moeder tegen die de mijne evenaarde in haar wreedheid, haar kwetsbaarheid, haar grootheidswaan, of in haar berekende partijdigheid, haar doelbewuste onrechtvaardigheid.

Maar moeder wordt stokoud; over de honderd jaar. Als ze te langen leste begraven wordt, zijn de tientallen jaren van stammenstrijd eindelijk voorbij. Moederland is een uiterst vermakelijke roman, maar had wel compacter gekund, vooral omdat de haat jegens de moeder onuitputtelijk lijkt. Steeds weer en steeds opnieuw beukt Theroux de lezer murw met zijn moederhaat. Moederland biedt daarnaast overigens wel (weer) een fascinerend inkijkje in het leven van een groot schrijver, want ik permitteer me wel de gedachte dat het beschreven leven van Jay Justus identiek is aan dat van Paul Theroux.

Wiebren Rijkeboer

Paul Theroux – Moederland. Vertaald door Linda Broeder, Betty Klaasse en Anne Roetman. Atlas Contact, Amsterdam. 622 blz. € 27,99.