Een scherpe waarnemer

Reizende schrijvers of schrijvende reizigers zijn waarnemers en als ze goed zijn ook nog eens scherpe waarnemers die inzoomen en afstand nemen wanneer het nodig is. Paul Theroux heeft talloze reisverhalen en romans geschreven. Hij kan zich verplaatsen in fictieve personages (zoals in De muskietenkust waarin een vader met zijn gezin het oerwoud intrekt om daar te overleven), maar Theroux kan evengoed zijn medemens, observeren, beluisteren en vervolgens nauwgezet en levendig beschrijven.

In deze bundel, met de treffende titel Figuren in een landschap, deelt hij zijn kennis over collega-auteurs zoals Simenon, Graham Greene, Joseph Conrad en Henry David Thoreau. Maar ook doet hij verslag van een wandeling met Robin Williams door New York en van een ontmoeting met Oliver Sacks, de neuropsycholoog met wie hij goed bevriend was. Daartussen staan stukken over zijn eigen reiservaringen, zoals het eerste stuk waarin hij verhaalt over een drugsreis naar Peru om de hallucinerende werking van ayahuasca te ervaren. Het ‘tripje’ loopt uit op een desillusie, niet alleen door zijn medereizigers, maar ook doordat hij ziet hoezeer het regenwoud wordt aangetast door olieboringen en toerisme. Grappig is het anekdotische stuk over Thoreau die eigenlijk helemaal niet zo avontuurlijk was met zijn utopische Walden. Het liefst zat hij thuis bij zijn moeder en kwam hij niet veel verder dan de hoek van de straat.

In het essay over Simenon gaat hij dieper in op de veelschrijver die vooral bekend is geworden door zijn Maigret-reeks (van 1930 tot en met 1972 verschenen er zesenzeventig delen). Theroux vergelijkt hem onder andere met Camus. In 1942 verschenen van beiden een vergelijkbaar boek: De vreemdeling en De weduwe Coudrec. Het eerste brak door en kreeg ontzettend veel aandacht in tegenstelling tot dat van De weduwe van Coudrec, Simenon, terwijl de thematiek en de hoofdpersoon opvallend veel overeenkomsten vertoonden. De schrijvers hadden niet veel met elkaar, kenden elkaar ook niet persoonlijk, maar er was wel degelijk concurrentie.

Camus als polemisch journalist met een filosofische inslag uit Frans Algerije, Simenon als Waals autodidact die zijn loopbaan was begonnen als leerling-journalist met een voorkeur voor misdaadverhalen. […] De onvermoeibare Simenon was ervan overtuigd dat hij ooit de Nobelprijs zou winnen. […] Toen hem in 1975 ter ore kwam dat Camus hem had gewonnen ontstak hij  (aldus zijn vrouw) in woede. ‘Niet te geloven dat die klootzak hem heeft gekregen – en niet ik!’

Met Robin Williams loopt Paul Theroux door New York en hij merkt hoe positief en grappig deze man is, terwijl daaronder veel ellende schuilgaat, onder andere door zijn drugsverslaving, ‘compleet met de bijbehorende publieke afgang, iets wat voor Robin een groot deel van de jaren tachtig de realiteit had uitgemaakt.’ Comedy hand in hand met leed en depressie. Het stuk is geschreven voor de tragische dood van Williams en het is jammer dat er bij deze uitgave daarover niets vermeld staat, al was het maar in een voetnoot.

De laatste vijf hoofdstukken gaan over Theroux zelf, als lezer, schrijver en zoon. In het stuk ‘Mijn leven als lezer’ zitten een paar prachtige overdenkingen:

Het belangrijkste onderscheid in de wereld dat ik ken is niet dat er oude mensen zijn en jonge mensen, witte mensen en zwarte mensen, derdewereldbewoners en eerstewereldbewoners, rijken en armen, hoogopgeleiden  en niet-opgeleiden, mensen met een baan en baanlozen – het belangrijkste onderscheid is dat er mensen zijn die lezen en mensen die niet lezen. En de meeste mensen vallen in die laatste categorie.

Een constatering zonder waardeoordeel, maar wel passend bij iemand die leeft van, voor en door het geschreven woord. Hij beschrijft zijn liefde voor boeken – in zijn jeugd was er nog sprake van verboden boeken – en hoe lezen altijd zijn toevlucht is geweest, zijn inspiratie. ‘De intensiteit van de leeservaring, die romanfiguren zo echt maakt, zo exemplarisch, tragisch, komisch, toegankelijk, kan niet worden duidelijk gemaakt aan een niet-lezer.’

In ‘Dat ben ik: een herinnering’, gaat hij als student met een man mee naar huis die hem een lift heeft gegeven, iets wat hij beter niet had kunnen doen. Het toont Theroux’ naïviteit, maar ook nieuwsgierigheid en open geest, zoals dat ook in de andere essays duidelijk naar voren komt. Hij laat het leven op zich afkomen en bepaalt daarna tot waar hij zich laat meevoeren. En de lezer kan zich op zijn of haar beurt weer laten meevoeren door de prachtige observerende schrijfstijl van deze meesterlijk auteur, die een van de grootste figuren is in het reisschrijverslandschap.

Arjen van Meijgaard

Paul Theroux, Figuren in een landschap. Vertaald door Auke Leistra. Atlas Contact, Amsterdam. 451 blz. € 34,99.