Een weerbarstige weinigschrijver

Je hebt veelschrijvers die bij wijze van spreken vijfenzeventig keer na elkaar dezelfde overbodige roman uit hun pen schudden, maar er zijn ook auteurs die er na een kort maar krachtig oeuvre de brui aan geven. Een van de bekendste is Arthur Rimbaud, de Franse dichter die de poëzie al op jonge leeftijd voor bekeken hield en zijn geluk ging beproeven in Afrika. Nu kunt u ook kennismaken met het gebalde oeuvre van Raduan Nassar (1935), een Braziliaanse zoon van Libanese immigranten. Nassar schreef in de jaren zeventig welgeteld één korte roman, Bijbelse landbouw, en een novelle, Een glas woede. Hoewel hij daar veel indruk mee maakte – in 2016 ontving hij nog de Prémio Camões, zowat de hoogste literaire onderscheiding in het Portugese taalgebied – vond hij het toen blijkbaar welletjes: hij wijdde zich aan zijn landbouwbedrijf en publiceerde sindsdien zo goed als niets meer. Bijna veertig jaar later is zijn volledige oeuvre (op enkele verhalen en essays na) dus ook vertaald in het Nederlands.

In Een glas woede beschrijft Nassar in een aantal hoofdstukken die telkens uit één lange zin bestaan een fragment uit het liefdesleven van een stel dat van start gaat wanneer de man aan het eind van de middag thuiskomt bij zijn geliefde. Al van bij het begin hangt er een zinderende erotische spanning in de lucht waardoor de twee niet geheel onverwacht met elkaar in bed belanden (‘Heel even leken we in de slaapkamer twee vreemden die door iemand geobserveerd worden’). Nu zijn seksscènes notoir moeilijk, het evenwicht tussen platte porno en kleffe bouquetromantiek is moeilijk vol te houden. Henry Miller was er goed in, Nassar heeft er ook een handje weg van: de liefdesscène gaat crescendo, met een spervuur van elkaar steeds sneller opvolgende komma’s die het ritme aangeven.

Een glas woede is een geslaagde analyse van de psychologie van een stel: Nassar kruipt in de hoofden van de geliefden, negeert de uiterlijkheden, besteedt aandacht aan non-verbale communicatie, uitdrukkingen, geladen stiltes, aan wat mensen zeggen omdat ze weten dat het van hen wordt verwacht of omdat ze iets in ruil willen krijgen (‘omdat ik wist dat ze graag had dat ik zo tegen haar praatte’).

Wanneer de heer des huizes de volgende dag zijn zwarte huisbedienden uitkaffert omdat bladsnijmieren een gat in de haag hebben gemaakt – wat ook iets zegt over de sociale en raciale verhoudingen in Brazilië – protesteert zijn vriendin tegen zijn paternalistische machismo (‘ze hoorde, precies omgekeerd, tot de vrouwen die een speldenprikje uitdelen in de gretige hoop op een pak slaag’). Daarop barst een kletterende ruzie los die op het scherpst van de snede wordt uitgevochten. Die gaat gepaard met een erotische spanning: niet alleen eros en thanatos, ook haat en liefde sluiten hier nauw bij elkaar aan.

In Bijbelse landbouw is hoofdfiguur André de zoon van een traditioneel boerengezin die op de vlucht is geslagen voor de verstikkende omgeving waarin hij is opgegroeid. Naar analogie met de parabel van de verloren zoon – deze roman staat bol van verwijzingen naar de bijbel – wordt hij als een afgedwaald schaap opgehaald in een pension en teruggebracht naar de boerderij: ‘hij vervulde de verheven missie de verloren zoon terug te brengen in de schoot van het gezin’.

Het boerengezin waarin André opgroeide staat onder leiding van een traditionele patriarch en een liefdevolle moeder, Libanese christenen die naar Brazilië emigreerden en hun kinderen de heilige waarden en tradities van het moederland met de paplepel ingeven. Al bij al is het een warm nest, maar o wee wie uit de pas durft te lopen en ook maar een millimeter afwijkt van de voor hem of haar bepaalde levensweg. Alles wat de gevestigde orde kan ondermijnen, is gevaarlijk: zo ook de sensuele zus Ana die ‘de duivel in haar lijf droeg’, en als één brok wilde elegantie een verleidelijke dans uitvoert. De erotische spanning van een verboden, incestueuze liefde wordt haast ondraaglijk, maar het is gevaarlijk om je hart te volgen, gevoelens worden gewantrouwd, de ratio van de familietraditie primeert altijd: ‘ze hield de rozenkrans tussen haar vingers, was bij de eerste kralen, haar ogen strak gericht op het door twee kaarsen verlichten heiligenbeeld; bij het zien van haar vrome profiel met haar gespannen prevelende lippen, overviel me een korte duizeling’.

Er volgt nog een mislukt verzoeningsgesprek met de patriarch van de familie (‘Het was geen liefde die je terug naar huis bracht, zoals ik dacht, maar trots, minachting en egoïsme’) en een feestmaal om André’s terugkeer te vieren, maar het uiteenvallen van de migrantenfamilie is onherroepelijk ingezet.

Zeer interessant voor wie deze boeken wil lezen, is de toelichting die Harrie Lemmens bij zijn vertaling schreef. Lemmens, die al meerdere Portugeestalige auteurs in het Nederlandse taalgebied introduceerde, en daarmee de rol lijkt te hebben overgenomen van wijlen August Willemsen, legt terecht de nadruk op de muzikaliteit van zijn vertaling, die wordt voortgestuwd op het ritme van de interpunctie: ‘Het gaat dus, zoals vrijwel altijd bij literatuur, om ritme, om muziek. Lezen doe je met je oren.’ Die muziek klinkt dankzij Lemmens even krachtig in het Nederlands als in het Portugees. Petje af.

Daan Pieters

Raduan Nassar – Bijbelse landbouw. Uit het Portugees vertaald door Harrie Lemmens. Prometheus, Amsterdam. 200 blz. € 19,99.
Raduan Nassar – Een glas woede. Uit het Portugees vertaald door Harrie Lemmens. Prometheus, Amsterdam. 80 blz. € 12,99.