Bibberschaduw op de muur

‘Ja, ook in vrijheid zitten we gevangen.’ Mulder schrapt de zin uit de brief die hij aan een gevangene schrijft: ‘Weg die laatste zin. Een gotspe.’ In een tweede poging rept hij van het gedroomde Zuid-Afrika dat hij heeft helpen bevrijden: ‘(-) burgerrechten voor iedereen (-). Dromen vriend… maar de vrijheid kwam. Alleen, de vrijheid maakte bang, (-) de mensen trokken muren op (-). Ze zien alleen hun eigen bibberschaduw op de muur. Alle schaduw heeft dezelfde kleur, dat wel.’

Ook deze versie gaat de prullenbak in. Clichés.

Mulder is een in Parijs wonende Nederlander die in zijn wilde jaren betrokken was geraakt bij de anti-apartheidsbeweging. Donald was zijn mentor, een Afrikaan die had gebroken met zijn familie, met zijn taal, met zijn land. Ze woonden in schimmelhokken en gebruikten de bijbel om gecodeerde berichten door te geven. Ook holden ze bijbels uit om daarin vervalste paspoorten te verstoppen.

‘Marten de held. Vooral na een glas of wat.’

In Tikkop, de nieuwe roman van Adriaan van Dis, is de hoofdpersoon op zoek naar de Marten die deze Mulder vroeger was. Op uitnodiging van Donald komt hij kennismaken met het nieuwe Zuid-Afrika, een geheugenreis. Vlak voordat hij terugvliegt naar Europa, komt Mulder ertoe de brief aan de gevangene te schrijven. Hij schrijft: ‘De gevangenis zit in ons hoofd.’ Ook een cliché natuurlijk, net als de verwijzing naar Sartre: ‘De hel, dat zijn de anderen.’ Maar deze brief gaat uiteindelijk wel de deur uit.

Misschien is Zuid-Afrika het cliché, misschien is het de gevangenis.

Tikkop is een verontrustend boek. Is er na het afschaffen van de apartheid in Zuid-Afrika wel iets veranderd? Zeker: rassenscheiding is niet langer verankerd in de grondwet, voor de wet is iedereen gelijk, maar in de praktijk lopen er nog altijd duidelijk zichtbare scheidslijnen door de samenleving en die verschillen pijnlijk genoeg nauwelijks van de scheidslijnen van vroeger.

Pijnlijk is ook dat Adriaan van Dis de nobele principes waarmee de jeugdige vrijheidsstrijders zich inzetten voor de goede zaak, terugbrengt tot egoïstische motieven.

Van Dis situeert het verhaal in een vissersdorp aan de Kaapse kust waar Donald een huis boven op het duin bewoont. In het onderdorp (het woord alleen al) wonen de armen in erbarmelijke omstandigheden. Er moet een vloedgolf aan te pas komen om de burgemeester te bewegen riolering aan te leggen. Hun kinderen zijn aan de dope: tik, te sterk om te snuiven, je moet het verhitten en de damp inademen. Op het duin staan de huizen van de blanken achter hoge muren, want de angst regeert. Iedereen zit vast in zijn eigen beklemmende werkelijkheid.

Zo is de droom van vroeger de gevangenis van nu geworden. In Afrika is Donald een Europeaan, nauw verbonden aan de oude orde waarin zijn vader een belangrijke pief was, in Europa wordt hij verteerd door heimwee. Toch moet hij kiezen: zijn vrouw zit al in Parijs.

Een verscheurd land. De revolutionairen van toen hadden het zich anders voorgesteld. Nu kunnen ze niet eens Hendrik, de zoon van een zwarte prostituée en een zeeman uit Taiwan, van de tik afhelpen. Ja, even leek de cold turkey te werken, maar na de zoveelste wreedheid waarmee Donald hem op het goede pad probeerde te houden, is hij er vandoor, met medeneming van de laptop van Mulder. Alweer een illusie aan scherven. De vriendschap tussen beide mannen: ook een illusie? Uiteindelijk lijkt het er op, ook al is een zich decennialang voortslepend misverstand over wie Cathérine (met wie beiden ooit iets hadden) verried dan wel opgelost.

Adriaan van Dis zit de hoofdpersoon zo dicht op de huid dat je Mulder als lezer ervaart als ik-figuur. De schrijver laat hem denken en spreken in fraaie, beheerste zinnen die een genot zijn om te lezen. Misschien de beste Van Dis ooit.

Frank van Dijl

Adriaan van Dis – Tikkop. Augustus.

Deze recensie werd eerder gepubliceerd in HP/De Tijd van 25 september 2010.