‘We waren elitair’

Het brievenboek Of heb ik het verzonnen? van Herman Koch en Wanda Reisel is opgedeeld in drie delen. Eerst wordt de correspondentie tussen 2011 en 2013 opgenomen waarin de schrijvers vooral pogingen doen om samen het begin van hun vriendschap op de middelbare school te reconstrueren. Twee jonge mensen uit de betere kringen uit Oud-Zuid in Amsterdam die in een hecht vriendenclubje kunnen functioneren dat voornamelijk uit mannen bestaat. Haast een sekte, schrijven ze later. Soms mocht er iemand van buiten mee, maar die kwam vaak niet door de ballotage heen, zoals Wendela, die het bestond om kruiswoordpuzzels op te lossen.

Het oplossen van een kruiswoordraadsel viel onder ‘de tijd doden’, en de tijd moest juist ‘beleefd’ worden.

De schrijvers vinden zichzelf met nadruk elitair, maar je ziet ook hun worsteling om iemand te worden. De moeder van Koch was jong overleden. Als schuchtere jongen werd sarcastische humor het pantser van Herman Koch naar de werkelijkheid. Humor die erg ver ging. Zo kon hij grappen over joden maken (‘Nou effe je mond houden, Wanda, want jij bent joods.’) die voor Reisel bevrijdend werken, maar die door het taboe voor groot ongemak zorgden. ‘Zodanig dat ik me zelfs nu nog afvraag of we het in 2013 alsnog met anderen zouden willen delen,’ schrijft Koch. Het eerste deel is ook het meest artificiële. Koch en Reisel schrijven elkaar brieven, maar ze zijn zich ook al bewust van het publiek dat meeleest. Vooral Reisel probeert soms iets te opgelegd herinneringen op te halen of een intellectueel zijpad in te slaan.

Lacan zei: ‘Het onderbewuste is gestructureerd als een taal.’ Als je dit aanneemt, bestaat er een grammatica van het onderbewuste en is daar ordening in te vinden. Die natuurlijke ordening kan zich als een chaotisch scenario voordoen, zoals de meeste dromen. Maar als je de juiste sleutel bezit, kun je de chaos ontsluiten.

Koch antwoordt met een brief waarin hij heel concreet aangeeft hoe hij inspiratie krijgt (tijdens het autorijden bijvoorbeeld). Je zult hem nooit een Franse filosoof zien aanhalen.

Vroeger overkwam het me nog weleens dat ik dronken op de wc van een café stond met een ‘geniaal’ idee. Zo geniaal dat ik het vast wel een paar uur zou kunnen onthouden. Niet dus.

Het tweede deel, van 1986 tot en met 1988, waarin beide schrijvers allebei aan het begin van hun carrière staan, is het meest interessant, omdat ze nog zoekend zijn naar de vorm van hun boeken, de stem die erin moet opklinken. Ze hebben allebei één boek gepubliceerd. Herman Koch is bezig met zijn roman Red ons, Maria Montanelli waarin hij het hele milieu waaruit hij komt met een sarcastische pen zal beschrijven en Wanda Reisel schrijft Het blauwe uur. Ze weten al hoe hun nieuwe stroming moet gaan heten: de ‘New Oud-Zuid Wave’ of ‘De nieuwe verwendheid’.

Een mooi contrast met die begintijd zie je in deel drie dat in 2017 is geschreven. Herman Koch is op de toppen van zijn roem. Hij is internationaal doorgebroken en in Nederland schrijft hij het Boekenweekgeschenk. Op het Boekenbal moet hij tussen de keiharde muziek op het podium zitten. Hij verontschuldigt zich tegenover zijn zoon: ‘Het is erger dan ik dacht.’ Om 11 uur ’s avonds vluchten ze weg. Wanda Reisel is al eerder van het feest vertrokken. Of heb ik het verzonnen? geeft een interessant beeld van twee eenlingen in de literatuur.

Coen Peppelenbos

Herman Koch en Wanda Reisel – Of heb ik het verzonnen?. Das Mag, Amsterdam. 328 blz. € 21,99.

Deze recensie verscheen in iets kortere vorm eerder in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 8 december 2017.

Door een conflict met Bol.com kunnen de fysieke boeken van Das Mag alleen bij de uitgeverij gekocht worden of gewoon in de boekhandel. Of online bij bijvoorbeeld Van der Velde.