Schuld en woede

‘Mijn grote schuld’ klinkt beter dan ‘Onze grote schuld’, maar de schuld is collectief. We putten de aarde uit, laten veel leven uitsterven, maken elkaar af etc. In hoeverre is de dichter persoonlijk schuldig? Is deel uitmaken van de Europese of Nederlandse samenleving al genoeg om je schuldig te voelen?
In elk geval gaat het in de gedichten om rijken die zich misdragen op rondvaartboten of op safari. Laurens Ham, literatuurwetenschapper, vindt er vileine en verrassende beelden voor.

mijn grote schuld prevelt slikt repeteert
het tv5-frans het bbc-engels
en het spaans van de werkster uit venezuela
hij moet haar smeken peperen
tot ze aandrift krijgt
en de voelsprieten van haar verweer
uitharden tot een gewei

dat vies vertrouwde plaatje

en

de burger is een mondiale
nationalist geworden
en zijn strot
vuurt zijn bevelen
zet de zaag een tandje hoger
aan de stam

Het doet pijn in de gedichten: ‘scherven in de mond’ vinden we niet alleen in de eerste afdeling die de titel van de bundel draagt. In ‘Eur’ vinden we ‘Glas eten, naalden: iedereen moet bloedend / worden opgenomen.’ Er is veel pijnlijk geweld: mitrailleurvuur, jagende en dodende honden, brekende wil, koevoeten, tank over lijven, door dieren bepikt, doorboorde tong, afgehouwen hoofd. Deze reeks lijkt te gaan over nationalistische politici en hun droombeeld van gezag en orde over een machteloze massa.

In ‘Wee’ is gebruik gemaakt van een brief uit 1672, het rampjaar, die door Engelse kapers op een Nederlands schip werd buitgemaakt. Zinnen uit de brief van een godvruchtige vrouw aan haar man, van een bedrogen vrouw, van een broer onder andere staan onder aan de pagina. Maar de gebeurtenissen in de reeks zijn van een eeuw eerder en gaan over de overwintering onder leiding van Barentsz. Ook hier scherven en glas en natuurlijk ijsschotsen, ‘de ijsbreker die een kaarsrechte spiegelbaan splintert’.

In 2014 resideerde Charlotte Peys, beeldend kunstenaar, die ook het treffende omslag van deze bundel verzorgde, op vraag van deBuren en KAAP samen met Laurens Ham kortstondig in Oostende. Aan zee ontstond een gedicht dat nu te lezen valt in Mijn grote schuld: ‘De legenden worden herschreven’. Ik neem aan dat Laurens daar in Oostende, wandelende en pratende met Charlotte allerlei beelden heeft gezien. Charlotte maakte maskers. Bij een ruiterstandbeeld, vermoed ik, schrijft hij een boos gedicht:

daarboven zijn de heren hoog
strak uitgelicht
niets om naar te streven
je zou stikken in hun kussens

de heren hoog en speels
op hun plastieken bulldogs
bestrijken de flanken
met een rietje

Jef Koons zou er een hatelijk beeld van kunnen maken.

Het geheel maakt een gezochte indruk. De dichter heeft zich willen houden aan de opdracht, maar de innerlijke noodzaak ontbrak. Wel vinden we zijn idioom terug, natuurlijk, een toneel wordt doorboord, de negentiende eeuw aangevreten, ineengestuikte maskers, aan flarden gezaagd doek, doorpriemende wandelstokken, congo, James Ensor.

In ‘Tuig, of de autonome mensmachine’ lijkt de dichter zich te identificeren met tuig: ‘ik gemotoriseerde yup / spuw mijn gal niet langer / bal mijn vlotte babbel / samen onder de bagagedrager’. Hij gaat ver: ‘mijn zonde bestaat in het erkennen / van schuld / waar die zo leeg is / als een slappe portemonnee’. De schuld is leeg. Het erkennen van schuld lijkt ijdel en dat is juist de zonde. Wat doen we er aan? Moeten we misschien artificiële intelligentie en robotica onze milieu-ellende laten oplossen? Zijn wij mensen niet meer in staat om de problemen op te lossen omdat we het gezellig willen houden?

De laatste afdeling heet ‘Utopië’. De Utopie ligt achter ons. Laurens Ham schetst of beter etst een dystopie, waaruit we misschien alleen gered kunnen worden door ons in een luchtschip te laten verplaatsen naar een andere wereld.

Laurens Ham – Mijn grote schuld. Wereldbibliotheek, Amsterdam. 62 blz. € 19,99.