Simpel genoeg om van te houden

De lezer van Toon de stad, het derde deel in de reeks ‘Woorden temmen’, dwaalt door een imaginaire stad. Op elk adres is een gedicht gevestigd. Samenstellers Lies Van Gasse en Laurens Ham, beiden zelf dichter en docent, hebben een plattegrond gemaakt waarop te zien is dat op Eekhoornlaan 1 het gedicht ‘1976’ van Xavier Roelens te lezen is, op Binnenweg 9 ‘Glimp’ van Saskia Stehouwer en op Startbaan 16 ‘slotscène’ van Radna Fabias. Wie de hele route volgt, leest 35 gedichten van onder anderen Mustafa Stitou, Lucebert, Maartje Smits, Paul van Ostaijen, Anneke Brassinga, Rosalie Hirs en Alfred Schaffer.

Net als in de eerste twee delen ‘Woorden temmen’, 24 uur in het licht van Kila & Babsie en Van kop tot teen van Charlotte van den Broeck en Jeroen Dera, wordt de lezer uitgenodigd om vragen over de gedichten te beantwoorden, na te denken, zelf te schrijven en kennis op te doen (ook begrippen als bijvoorbeeld enjambement, prosodie en intertekstualiteit worden kort uitgelegd). Deze dialogische benadering wordt versterkt door de manier waarop Van Gasse en Ham elk gedicht introduceren. De samenstellers doen dat in gespreksvorm. ‘Mark Boog speelt in dit gedicht met de conventies van het sprookje’, zegt Ham over ‘Naast iedere wieg een fee’. ‘Precies’, luidt de reactie van Van Gasse, waarna ze ingaat op de regels waarin sprookjeselementen worden aangevuld met nieuwe droomachtige werelden.

Wat direct opvalt aan Toon de stad is de prachtige vormgeving. Het boek heeft, net als de eerdere delen in de reeks, de vorm van een platgeslagen parallellepipedum en is voorzien van een uitvouwbare, leporello-achtige boekenlegger waarop aan de buitenkant een gedicht staat en aan de binnenkant een getekende plattegrond, die een aanvulling is op de wandelroute met adressen in het binnenwerk. Het gedicht en de tekeningen op de boekenlegger zijn van de hand van Van Gasse, die illustratieve vormgeving en schilderkunst studeerde in Antwerpen en Milaan.

De tekstuele inhoud is al even mooi en verzorgd. Van Gasse en Ham leiden de gedichten in hun gesprekjes heel laagdrempelig in. Ze maken echter geen knieval voor de lezer. De gekozen gedichten zijn uitdagend en ze schrikken er ook niet voor terug om de bundel te openen met een gedicht van drie pagina’s: ‘1976’ van Xavier Roelens over een eekhoorn, een olifant en een mier die in een blauwe, warme auto naar Oostenrijkse bossen rijden. In de introductie legt Ham uit dat Roelens voor de bundel Onze kinderjaren (2018) waaruit dit gedicht komt, 365 mensen interviewde over hun jeugd. Kinderboeken en tv-series spelen in veel van zijn biografische gedichten een rol. De dieren in ‘1976’ zijn aan de verhalen van Toon Tellegen ontleend.

Ook het gedicht ‘Ik dronk tot ik simpel genoeg was om van te houden’ van Tsead Bruinja is lang. Van Gasse en Ham nodigen de lezer uit het ritme van het roesachtige, hermetische gedicht te voelen, de herhalingen te ontdekken en het dubbelzinnige van het zinnetje ‘spoel door’ te interpreteren, dat op een versnelling of Zeitraffung kan duiden, maar ook geassocieerd kan worden met overgeven na excessief drankgebruik.

Omdat de gedichten zijn ingekaderd in de enthousiaste gesprekken tussen Ham en Van Gasse en allerlei interactieve opdrachten bevatten, is de lezer nooit alleen. Wie de moeite neemt de gedichten en de opdrachten zorgvuldig te lezen en na te denken zal in staat zijn te associëren, betekenis te geven en te ontdekken hoe veelzijdig en veellagig poëzie is. Lukt dat een keer niet, dan is er geen nood aan de man omdat de bundel een rijke keuze aan nieuwe en canonieke poëzie bevat. Vind je in Vogelbeksteeg 14 niets van je gading, dan loop je door naar Vergeet-mij-nietstraat 18 of Kastanjeplein 22.

De delen van ‘Woorden temmen’ vormen ook bloemlezingen die laten zien hoe veelzijdig de hedendaagse poëzie is en hoe goed nieuwe gedichten zich laten combineren met klassiek werk van bijvoorbeeld Lucebert, Hugo Claus en Hans Favery. Met ‘Nabij nabij o en voorgoed nabij’ in de laatste regels van ‘Merelloos’ verwijst Anneke Brassinga naar ‘Voorbij, voorbij o en voorgoed voorbij’ van Bloem. Het is de slotregel van zijn gedicht ‘Herinnering’ en zijn grafopschrift. Brassinga’s kastanje verlangt zo naar merelloze stilte dat de boom bereid is weg te zakken in ‘koude klonterpap van modderdonker’ in ‘het binnenste der aarde’.

Bloemlezer Paul Claes moppert in het laatste deel van zijn onlangs verschenen bloemlezing Canon van de Nederlandse poëzie op de dichtkunst van de laatste decennia. ‘Vandaag lijkt de poëtische verwarring algemeen,’ schrijft hij in de inleiding bij de afdeling ‘Het geroezemoes van de recente poëzie’. Volgens Claes slagen hedendaagse dichters er niet in een ‘nieuwe traditie’ te ontwikkelen. Dat irriteert hem en uit de beperkte en nogal belegen selectie waarmee hij zijn bloemlezing afsluit, blijkt dat hij de weg is kwijtgeraakt en niet bereid is zijn blik te verruimen.

Smalend kniezen maakt de poëzie niet aantrekkelijk voor (jonge) lezers. Aan de hand van enthousiasmerende en deskundige gidsen als Lies Van Gasse en Laurens Ham, die zelf dichten en poëzie doceren aan studenten, dwalen door een liefdevol uitgegeven gedroomde stad vol gedichten is wel een uitstekende manier om jonge lezers kennis te laten maken met hedendaagse en canonieke dichters en te laten zien en voelen wat poëzie vermag.

Toon de stad is niet opgezet als educatief handboek, maar wel uitermate geschikt voor het onderwijs. De speelse aanpak en de grote variatie in de opdrachten bieden een activerende didactiek voor losse lessen poëzie, een lessenserie of, in combinatie met de eerste twee delen ‘Woorden temmen’, zelfs een doorlopende leerlijn.

Marie-José Klaver

Lies Van Gasse en Laurens Ham – Toon de stad (Woorden temmen). Grange fontaine, Rotterdam. 240 blz. € 24,99.