Een Vietnam-roman, anders belicht

De sympathisant uit de titel van Viet Thanh Nguyens debuut is een naamloze verteller die bij aanvang van de roman als kapitein in dienst is bij het Zuid-Vietnamese leger. Maar blijkens de openingszinnen dat niet alleen:

Ik ben een spion, een sluimerende spion, een man met twee gezichten. En misschien niet verrassend, ik ben ook een man met een dubbele persoonlijkheid.

De verteller doet vervolgens tamelijk onbewogen verslag van de laatste dagen voor de val van Saigon, eind april 1975. Wel een miljoen Zuid-Vietnamezen zoeken een veilig heenkomen om aan de invasie van de communisten te ontkomen. Voor de meesten tevergeefs. Maar de verteller, assistent van de Generaal, ontsnapt – onder een regen van inslaande katjoesjaraketten – met de Amerikanen. Als de lezer verwacht dat dit opmaat vormt naar een felrealistische, gruwelijk spannende roman, dan wacht hem een teleurstelling. Deze teleurstelling wordt echter ruimschoots gecompenseerd door Nguyens laconieke humor en gevoel voor absurditeiten. Daaronder schuilt nog een diepere laag van maatschappijkritiek.

Al snel wordt duidelijk dat de verteller zich in gevangenschap bevindt in Vietnam en zijn verhaal vertelt aan zijn bewakers. De lezer krijgt de schizofrene levenswandel van de sympathisant dan ook royaal uitgemeten voorgeschoteld. Hij is in Vietnam zonder vader opgegroeid; al vanaf zijn geboorte een bastaard, want product van een tienermoeder en een Franse priester. Dat verkeren tussen twee werelden, verwrongen raken tussen verschillende loyaliteiten, zal hem zijn leven lang achtervolgen. Als hij na een studie in de Verenigde Staten terugkeert naar Vietnam en tot het leger toetreedt, spioneert hij voor de Vietnamese communisten en als hij met de Generaal geëvacueerd is naar Californië bereiden ze, met hulp van de CIA, een coup voor om het communistische regime omver te werpen. Dit verloopt allemaal nogal sneu, de Vietnamese ballingen moeten vooral sappelen om rond te komen, maar dit is wel bijzonder kolderiek door Nguyen opgeschreven:

Een aanzienlijk deel ervan vergaarde zowel bijstand als stof, wegrottend in de muffe lucht van gesubsidieerde appartementen terwijl hun testikels met de dag verder verschrompelden, aangevreten door de agressieve kanker die assimilatie heet en ontvankelijk voor de hypochondrie van de ballingschap.

Wat Nguyen met De sympathisant vooral duidelijk maakt is dat het leven van de Vietnamezen decennialang is als een ballentent in een spiegelpaleis: niets is wat het lijkt en geen enkele actie treft doel. De schizofrenie ten top: altijd maar weer heen en weer geslingerd tussen het communisme en het zogenaamde vrije-wereld-denken. Het is de andere kant van het gelijk: waar er bibliotheken vol geschreven zijn over de Amerikaanse versie van het Vietnam-trauma, daar belicht Viet Thanh Nguyen treffend de verscheurdheid van de Vietnamese bevolking. Geen wonder dat hij in 2016 voor De sympathisant de Pulitzer Prize kreeg, en overigens nog vele andere terechte prijzen.

Wiebren Rijkeboer

Viet Thanh Nguyen – De sympathisant. Vertaald door Paul Bruijn en Jetty Huisman. Marmer, Baarn. 430 blz. € 22,95.