Het is Gedichtendag en dat zullen we weten ook. NRC Handelsblad brengt vandaag pontificaal op de voorpagina een gedicht van Ester Naomi Perquin, Dichter des Vaderlands: ‘Over het effect van poëzie’, maar de meest aanwezige dichter is ongetwijfeld Ingmar Heytze die vanochtend een opiniestuk had in de Volkskrant en vanmiddag bijna twee pagina’s volschrijft in het Cultureel Supplement van de NRC.

Hem wordt vaak gevraagd hoe je dichter wordt, vertelt hij in NRC in een stuk onder de titel ‘Waarom zouden we poëzie lezen?’ Op die eerste vraag heeft hij een dozijn, nee, zelfs dertien antwoorden. ‘Niemand vraagt ooit waarom we eigenlijk gedichten zouden lezen. Het lijkt alsof de vraag zo voor de hand ligt, dat iedereen hem vergeet — of uit zijn hoofd zet, uit angst dat het een domme vraag is.’

In zijn poging om een antwoord te formuleren, stelt Heytze: ‘Poëzie is voor iedereen, maar niet omgekeerd. Er zijn hele volksstammen voor wie het lezen van gedichten me ronduit onverstandig lijkt. […] Er zijn zelfs mensen die ik het liefst zou verbieden om ooit een gedicht te lezen. Scholieren bijvoorbeeld.’ Uiteindelijk komt de dichter op deze stelling: ‘Alle goede gedichten die ik ooit las, zijn samen het antwoord op de vraag. Alle slechte – een veelvoud dat in de honderden loopt – niet.’

In de Volkskrant weerlegt Ingmar Heytze een aanklacht van Kees ’t Hart die deze sinds 2006 met enige regelmaat, en zoals Heytze vaststelt ‘exact hetzelfde, tot de komma’s en de punt aan toe’ formuleert: ‘Er is geen debat, er is alleen een vast jargon, er is een vaste toon, een vaste club, er is een vaste burcht en een vaste god die Poëzie heet en die een walmende geur verspreidt van grote en ellendige vanzelfsprekendheid.’

Heytze: ‘Volgens mij is de poëzie er inmiddels veel beter aan toe dan Kees ’t Hart suggereert, zolang je verder kijkt dan die zelfverklaarde eredivisie.’

Het stuk in de Volkskrant vind je hier: Heytzes verhaal in de NRC hier. Hier het gedicht van Ester Naomi Perquin. (Alles €)