Er zijn dagen dat we het Reformatorisch Dagblad niet inkijken, en zeker niet op zondag, want dan gaat de hele website op zwart, maar net als bij het debuut van Franca Treur, Dorsvloer vol confetti, raakt men in reformatorische kringen niet uitgesproken over de roman Hoor nu mijn stem die vorig jaar verscheen. Het begon al bij de recensie van Enny de Bruijn over het boek die over hoofdpersoon Gina opmerkt:

Ze valt voor een rationele vorm van atheïsme, en daar wordt de wereld niet mooier of diepzinniger van – geen wonder dat ze haar toevlucht zoekt in de kunst.

Op 22 november schrijft Ewald Mackay een opiniestuk met de titel ‘Het denkend deel der natie‘. Aanleiding is een optreden van Treur in het programma Pauw. Mackay eindigt een beetje badinerend, als we de vragen van Treur beantwoorden kunnen we haar wel weer de kerk in lokken.

Ik vind het aangrijpend dat Franca Treur haar geloof vaarwel heeft gezegd. Voor een deel kan refoland zich dit ernstig aanrekenen: hoe gunnend is haar het heil aangereikt en hoe serieus werden haar vragen genomen? Tegelijk zijn er wel degelijk antwoorden te geven op haar vragen (en er mogen vragen openblijven). En wat is haar alternatief, nu zij de geloofswereld heeft verlaten? De Nederlandse televisiewereld? Haar troosteloze feuilleton in Trouw? Moge zij God ontmoeten in de ruimte van het geloof dat ook het denken omvat.

Op 25 november geeft J. H. van Doleweerd nog eens een sneer in zijn opiniestuk ‘Is het christelijk geloof op zijn retour?‘ (spoileralert: volgens Doleweerd niet).

Wie het laatste boek van Franca Treur, Hoor nu mijn stem, leest, legt het aan het eind vermoeid en leeg ter zijde. Op de een of andere manier zijn kerk en Nederland verstrikt in een web van draden van religieuze mensgerichtheid, irrelevantie en oppervlakkigheid.

Op 19 december schrijft Franca Treur maar eens een opiniestuk terug: ‘Kerkverlater ervaart verwijten over leegheid als beledigend‘.

Het nadrukkelijk benoemen van de leegte in mijn werk of in mijn leven door reformatorische columnisten gebeurt al sinds mijn debuut, en doet behoorlijk obsessief aan. Het suggereert dat het leven van een ongelovige leeg is en dat van een gelovige niet.

Ze positioneert haar tegenstanders in de hoek van het fundamentalisme:

Natuurlijk kun je een ongelovige manier van leven afdoen als „leeg”, zielloos of troosteloos, terwijl je van jezelf vindt dat je een „vol leven” leidt, en zonder dat je het kwaad bedoelt. Maar wees je ervan bewust dat leegheid precies het verwijt is dat hoort bij de morele positie van een fundamentalist. Een christelijke of humanistische houding zou van gelijkwaardigheid moeten uitgaan: we zijn immers allen van dezelfde lap gescheurd.

Uit de donkere krochten van de geloofswereld komen dan fundamentalisten naar boven drijven, zoals dominee P. Roos, die eerst verschrikt opmerkt:

Wij vragen ons met velen af waarom het RD toch zo veel ruimte geeft aan negatieve gevoelens. Johannes heeft het anders gezegd in 1 Joh. 2:19: „Zij zijn uit ons uitgegaan, maar zij waren uit ons niet; want indien zij uit ons geweest waren, zo zouden zij met ons gebleven zijn; maar dit is geschied opdat zij zouden openbaar worden, dat zij niet allen uit ons zijn.”
Dit geldt bijvoorbeeld ook van de vele evolutiepropaganda van de laatste maanden. Ik zeg dit overigens met begrip voor de redactie, die oprecht worstelt met de vraag wat wel en wat niet publiek gemaakt wordt.

Daarnaast geeft hij Treur ten dele gelijk als zij de bal in haar stuk terugkaatst:

Uitgerekend Franca Treur moet ons de bekende zegswijze voorhouden dat we allemaal van dezelfde lap gescheurd zijn. Daar moet ze dan zelf ook over nadenken. Maar laten we in haar persoon dan verdriet hebben over zo vele jongeren die afdwalen.

Ook dominee A. Th. van Olst klom in de pen met een woordgrapje voor de lichte toets:

Sommigen ervaren het loslaten van de lastige zoektocht naar God en geloof als een enorme bevrijding. Eindelijk kunnen ze de lastige vragen en de verwarring, soms de angst, loslaten. Ondertussen gaat de (goede) strijd van gelovigen door, met vallen en opstaan, vreugde en tranen. Zalig zijn zij die treuren.

Dominee H. Brons zit nog vast in de metaforiek rond Kerst.

Franca Treur laat nu een gure wind van secularisatie blazen over het kaarsvlammetje van het menselijke verlangen naar God. Dan dreigt van onze kant het licht te doven.

En W. de Kloe maakt in een column van afgelopen zaterdag duidelijk waar het uiteindelijk om draait:

Wel wil ik je uitnodigen, met respect en uit liefde: geef de Heere de hand en kom terug tot Zijn heiligdom.