Filosoof en dichter

Op de foto op de achterkant van Mystiek voor goddelozen staat Henk van der Waal afgebeeld als een Franse filosoof zoals Lyotard of Bataille, Blanchot of Derrida. Hij studeerde filosofie aan de Universiteit van Amsterdam en aan de Sorbonne. In 1995 debuteerde hij als dichter met de bundel De windsels van de sfinx, die werd onderscheiden met de C. Buddingh’-prijs.

Zijn taal lijkt vaak op die van de genoemde Franse filosofen en ook wel op die van Heidegger, op wie Van der Waal promoveerde.
In zijn nieuwe boek ontvouwt hij de situatie van de moderne mens en hij doet dat met toenemend inzicht en indrukwekkende overtuigingskracht. Mystiek voor goddelozen is een belangrijk boek. Wie zijn wij, waar komen we vandaan en waar gaan we naar toe? Naar de technologische verdinglijking of slagen wij er in onze menselijkheid te bewaren?

Daarbij behandelt hij kennis van de kosmologie, de natuurkunde (quantumfysica), filosofie en psychologie. Dit geeft al aan dat het geen gemakkelijk boek is. Men moet het rustig en uitgerust lezen en herlezen. De presentatie waarvoor hij gekozen heeft, maakt het niet tot een boek dat ‘leest als een trein’, nee, het leest ‘als een postkoets’. In die postkoets zitten de raadselachtige en de welwillende – de dichter en de filosoof – en dat zijn mensen die elkaar aanvullen, maar ook bekritiseren. Zij lijken ook twee zielen in één borst, wat niet te verwonderen is omdat de auteur filosoof en dichter is. Zij nemen afwisselend het woord en richten een kathedraal van woorden op, die leiden tot het boek. De wijze waarop ze dat doen heeft mij vaak geïrriteerd. De welwillende zegt bijvoorbeeld tegen de raadselachtige: ‘Je bent wat dwingend ineens. Zeg het gewoon zelf als je het zo goed weet.’ Dan antwoordt de raadselachtige: ‘Jij bent de inkopper.’ ‘Ja, ja, maar stiekem schrijf jij het doelpunt dat ik maak bij achter jouw naam. Ik ken jouw soort.’ Dit is nog aan het begin, in het tweede gesprek. Uit het vijftiende: ‘Je zoekt uitvluchten en houdt me aan het lijntje.’ ‘Dat lijkt zo. Je moet gewoon geduld hebben en vooral nog een paar laatste stappen zetten.’ Even verder: ‘Je zegt het met de ondeugende lach van de betweter om je mond. Een paar keer wat veren in je kont en je denkt het denken al te slim af te zijn. ‘Niet zo scherp ineens. We hielden het juist even zonder gekissebis met elkaar uit.’ Ik begrijp wel dat het Van der Waals bedoeling is de discussie te laten voeren door echt aandoende mensen, of om wat luchtige passages te creëren, maar kinderachtige commentaren op elkaar hoeven van mij niet.

De tekst is overigens een wonderlijke mengeling van moeizaam zoeken en zelfbewust doceren: ‘Kortweg laten alle krachten of willen die in ons werkzaam zijn, zich in twee categorieën onderverdelen. De ene komt overeen met het ervaringsbereik dat jij koppelde aan de eerste differentie en dat onze lichamelijkheid en ons verleden en onze toekomst controleert en integreert. Die controle en integratie leiden tot de door onze subjectiviteit aangeblazen identiteit waarmee we in de wereld opereren.’ Hier is de welwillende, de filosoof, aan het woord. De raadselachtige, de dichter, is niet minder lastig te lezen: ‘Je kunt ook zeggen dat zíjn de weerstand is die ontstaat als de tijdvertragende kracht tegen de tijd in probeert te bewegen. In elk geval heeft zíjn die weerstand nodig om echt te zíjn.’ en ‘Als dat [het uitstijgen boven de eigen identiteit, RE] ons door de combinatie van het intern oscilleren en het extern oscilleren lukt, voelen we ons ineens niet meer gedetermineerd door en gereduceerd tot het hele bouwwerk van lichamelijkheid, subjectiviteit, individualiteit en identiteit waarmee we het doorgaans moeten doen.’

Maar waar gaat het boek over? Over ons menszijn, ons verleden, onze toekomst. De religies zijn obsoleet geworden, de wetenschap kan geen antwoord geven op onze levensvragen. Hersenwetenschappers kunnen alleen maar de structuur van onze hersenen blootleggen en onderzoeken waar verschillende activiteiten plaatsvinden, maar waar ons bewustzijn vandaan komt, wat ons ‘zelf’ precies is, om te zwijgen van de ‘ziel’ – geen idee! We hebben moeite aan te nemen dat ons bewustzijn ‘een uitvloeisel is van iets wat vele malen groter en omvangrijker is dan wijzelf’. De filosoof zegt: ‘een puur afzonderlijk bewustzijn bestaat niet. (…) Dat wij ons van onszelf en de wereld om ons heen bewust zijn, komt doordat we allemaal als welpjes aan de borst van een veel grotere openheid lurken.’ De huidige technologische ontwikkeling, die exponentieel versnelt, dreigt ons op te nemen doordat we cyborgs worden, door superintelligente quantumcomputers. We zouden, betoogt Van der Waal, onze ‘geboortelijkheid’ en onze sterfelijkheid moeten eerbiedigen en niet door het screenen van embryo’s en door al te gemakkelijke euthanasie ontmenselijken.

Hij geeft een overzicht van de geschiedenis van het ‘leven’ vanaf de big bang. Het begint met een oneindig klein punt met een ongelooflijke hoeveelheid energie. Er was geen ruimte, geen tijd. Er was alleen potentie. In de mystiek spreekt men van nunc stans, een eeuwig nu. Hier heerst de absolute orde. Na de inflatie gaat die orde verloren. Een beslissende rol speelt de tweede wet van de thermodynamica, het entropisch beginsel. Alles vervalt. Hiertegenover staat de syntropie (een term die niet door hem wordt genoemd), waarbij structuren worden opgebouwd. Om dat te bewerkstelligen moet altijd energie worden toegevoerd. Elke nieuwe ontwikkeling zorgt voor een extra tijdvertraging, dat wil zeggen er gebeurt meer in dezelfde hoeveelheid tijd. De materie heeft gezorgd voor een lagere entropie; de ordeningen zorgen voor het vertragen van de tijd. Tijdvertraging wordt in de verklarende begrippenlijst omschreven als ‘1. Het stabiliseren en vertragen van tijd en ruimte door de grote materiële constellaties om ons heen. 2. De weerstand die een systeem biedt aan zijn eigen teloorgang.’ Wij staan midden in de tijd, hebben verleden en toekomst, maar de tijd trekt aan ons. We gaan mee met de totale ineenstorting.

In de volgende fasen: melkwegstelsel, zonnestelsel, aarde, wordt steeds tijd vertraagd. De mens is ‘kampioen tijdvertrager’ door het uitbreiden van zijn organisch stelsel met mythes, verhalen, instrumenten, talen, maatschappijen, instituties, internet. Ruimte, tijd, taal, stilte en muziek staan als een kathedraal om ons heen. Het is zaak, betoogt Van der Waal in een treffende metafoor, om het dak van de kathedraal open te houden, zodat we niet worden opgesloten in de dogma’s van een kerkleer. Uiteindelijk zouden wij moeten uitkomen in een situatie van vrijheid en open zíjn in onze wereld, want ‘we zijn er om het vrije in de tijd te actualiseren. […] Wij zijn er om tijd te bloeien.’ Van der Waal wijst het kleine wiel van het boeddhisme af. We mogen ons niet terugtrekken in een klooster en de wereld de wereld laten. Dat heeft alles te maken met de oerliefde: mystiek voor goddelozen.

Remco Ekkers

Henk van der Waal – Mystiek voor goddelozen. Querido, Amsterdam-Antwerpen. 432 blz. € 19,99.