In een ingezonden brief weggestopt achterin De Groene van deze week reageert Wim Hazeu op het stuk van Elsbeth Etty vorige maand. Etty zette toen enkele vraagtekens bij het bronnengebruik van Hazeu in zijn biografie van Lucebert. Zo vroeg ze zich af of Hazeu misschien een afspraak met de erven Koppijn had gemaakt over het citeren en gebruik van de brieven van Lucebert. Uit die brieven bleek onder andere dat Lucebert tijdens de oorlogsjaren in de ban was van het nazisme. Volgens Hazeu is er geen sprake van dat hij een afspraak met erven maakte: ‘Omdat Etty niet aan mijn integriteit en kwaliteit als onderzoeker twijfelt, moet zij maar van mij aannemen dat ik nog nooit een ‘deal’ over het gebruik van brieven met nabestaanden heb gesloten.’ Op de vraag van Etty of Tiny Koppijn misschien iets te verbergen zou hebben, antwoordt Hazeu dat hij ‘uit niets [heeft] kunnen opmaken dat Tiny iets te verbergen had, of dat zij nazi was. De dochter is ver na de oorlog geboren, toen er van een vriendschap tussen Tiny en Lucebert geen sprake meer was. Zij voerde de opdracht van haar moeder uit, die de brieven op verzoek van Lucebert zorgvuldig had bewaard.’

Ook in de nieuwe De Groene, een stuk van Jan Oegema over de onthulling van het oorlogsverleden en antisemitisme van Lucebert. Oegema, die promoveerde op Lucebert als mysticus: ‘Waarom dat zwijgen? Waarom niet in 1991 de kans gegrepen voor een coming out, het jaar waarin Adriaan Venema komt met zijn onthullingen over het oorlogsverleden van Hans Andreus, ook een Duitsland-adept en destijds Luceberts dikke boezemvriend? Waarom toen niet gezegd: me too?’

Lees hier de hele brief van Wim Hazeu en hier het stuk van Oegema