Van den Boogaard speelt met personages én lezers

‘Noodlot is niet te vermurwen.’ Haast achteloos staat dat zinnetje op bladzijde 181 van de broeierige roman Meer dan een minnaar, de negende van Oscar van den Boogaard. De alinea die ermee wordt afgesloten, rept van een vrouw die het vliegtuig naar Milaan miste; het vliegtuig stortte neer, de vrouw verongelukte in de taxi naar huis. “Die vrouw móest gewoon dood.”

Regina is een van de personages in de roman. Als haar oog op het krantenbericht over de verongelukte vrouw valt, herinnert ze zich het beroemde gedicht ‘De tuinman en de dood’ van P.N. van Eyck. Een tuinman schrikt zich een hoedje als hij oog in oog staat met de Dood. Hij slaat op de vlucht, de Dood toont zich verrast dat hij ”s morgens hier nog stil aan ’t werk zag staan, / Die ‘k ’s avonds halen moest in Ispahaan.’

Elke poging om je lot te ontlopen is futiel. Rudolf Bouvy, met wie Regina onderweg was naar Londen, zegt hetzelfde anders: “Je moet leven naar het beeld dat God van je geschapen heeft.” “Waar is dan je eigen wil?” vraagt zijn vrouw. ‘Je moet willen wat er gebeurt,’ is zijn antwoord.

Overigens, daar heb je het al, is zijn vrouw niet Regina. Zijn vrouw is Elsie. Regina is de vrouw van Noël Poppe. De Poppes en de Bouvys zijn buren in Sint-Martens-Latem, een Vlaams dorp onder de rook van Gent, lieflijk gelegen in een bocht van de Leie.

Oscar van den Boogaard laat het verhaal vertellen door August Poppe, zoon van Regina en Noël, maar alleen in de allereerste en in de allerlaatste alinea is de verteller in de eerste persoon enkelvoud aanwezig. Zoals God naar men zegt geeft en neemt, zo geeft Van den Boogaard het woord aan August om het hem onmiddellijk weer af te nemen. Hij is de almachtige, die over het lot van zijn personages al een beslissing nam voordat hij hen in leven riep. Een ik-figuur had ook nooit de romanfiguren zo intensief kunnen beschrijven, want wat weet hij van andermans twijfels, angsten en geheimen?

De roman begint idyllisch. Noël Poppe is greenkeeper van de mooiste en oudste golfclub van het land. Hij bewoont met zijn gezin een klein huisje aan de rand van het terrein. Op het aanpalende en vele malen grotere perceel verrijst een hypermoderne kubus van glas en witte muren waarin Elsie en Rudolf komen wonen. Lilly, de dochter van Rudolf uit een eerder huwelijk, komt in de weekends uit Antwerpen over. Twee werelden die botsen zet Oscar van den Boogaard tegenover elkaar.

De schrijver speelt niet alleen met zijn personages, maar ook met zijn lezers. Voortdurend loopt hij vooruit op gebeurtenissen waarvan de lezer nog geen weet heeft. Eerst vertelt hij je met welk dédain de buren elkaar bekijken, vervolgens geeft hij telkens meer details prijs van de manier waarop hun levens met elkaar verstrengeld raken.

Uiteindelijk moeten we bijna in W.F. Hermans-termen gaan praten, want Meer dan een minnaar is het verhaal van bedriegers en bedrogenen. Maar anders dan bij Hermans ligt aan het liegen en bedriegen geen moedwil ten grondslag: het is meer iets wat gebeurt vanuit onnozelheid dan vanuit kwaadaardigheid.

Daarom kan bij Van den Boogaard het toeslaan van het noodlot – het zinken van de Herald of Free Enterprise met Regina en Rudolf aan boord voor de kust van Zeebrugge – niet direct worden gezien als straf voor immoreel gedrag. Hoe kun je immers immoreel handelen als ‘je moet willen wat er gebeurt’? Dat Regina de scheepsramp overleeft en dat Elsie op diezelfde avond een nieuw Rudolfje op de wereld zet, geeft Meer dan een minnaar zelfs nog iets van een, zij het wrang, happy end.

Met deze listig geschreven roman is Oscar van den Boogaard zijn personages én zijn lezers telkens een stap voor.

Frank van Dijl

Oscar van den Boogaard – Meer dan een minnaar. De Bezige Bij.

Deze recensie stond eerder in HP/De Tijd, 27 maart 2010.