Ik wil neuken en wel zo snel mogelijk

In de hongerwinter kon ik niet vreten en nu kan ik niet kakken.

’s Nachts doe ik geen oog dicht, maar als ik overdag vijf minuten zit, val ik in slaap.

De ouderdom komt met gebreken. In ‘Crisis’ – een van de zeven verhalen in Om vijf uur in de middag, de nieuwe bundel van Remco Campert – zijn het generatiegenoten van de schrijver Lambert Verschuur die in de Club waar kunstenaars elkaar ontmoeten hun beklag doen.

Lambert zelf gaat gebukt onder angsten. Hij hoort soldatenlaarzen op het dak. Het schrijven wil niet vlotten, in het huwelijk met de vrouw die nu zo oud is als Lambert was toen ze elkaar tegen het lijf liepen, zit de klad.

In ‘Luchtdichter’ heet de schrijver Charles Veranneman.

Hij heeft het gevoel dat hij tekortschiet. Zover heeft hij het met schrijven geschopt, dat hij herkend wordt op straat. Maar dit was toch nooit de bedoeling van het schrijven? Verlossing, daar ging het om.

Die vindt hij na het voltooien van een verhaal over een luchtdichter (naar analogie van de luchtgitarist): ‘Serijn Zwebes laatste adem is een gedicht.’ Veranneman verlaat zijn huis, laat de sleutel in het slot steken, koopt blikken goedkoop bier en voegt zich bij de zwervers in het park.

‘Uitgeschreven,’ zegt Charles Veranneman met een onmetelijk gevoel van verlossing.

Berend Roest is weer een andere schrijver die in Om vijf uur in de middag opduikt: hij wordt ‘op een kwade dag (-)’ in de dierentuin betrapt tijdens het verrichten van ontuchtige handelingen met een steengeit. De psychiater die hij na zijn rechtzaak verplicht is te bezoeken, heet Klunk.

Berend had moeite met die naam, die een parodie op een echte naam leek.

In de zeven verhalen voert soms satire de boventoon, zoals in ‘Seks met dieren’ waarin genoemde Berend Roest het leidend personage is. Op basis van dit verhaal zou een schitterende aflevering van Jiskefet te maken zijn. Hetzelfde geldt eigenlijk voor ‘Bestseller’, het openingsverhaal dat begint met de zin: ‘Ik, Wim Klein, wil neuken en wel zo snel mogelijk.’ Wims tweede wens is ‘een bestseller schrijven, en dat liefst ook zo snel mogelijk.’ Remco Campert heeft in zijn zestig jaar omvattende carrière bewezen de meester van de lichte toon te zijn, maar weemoed is bij hem nooit ver weg. Zijn personages zijn altijd dromerige tobberds, of ze nu nog op school zitten en niet weten wat ze moeten worden of oud genoeg zijn dat vrouwen voor hen opstaan in de tram. Het leven glipt hen door de vingers; het proberen vast te leggen in een dagboek loopt op niets uit.

Interessant is het verhaal waaraan de bundel zijn titel ontleent. Met vijftig bladzijden beslaat het ruim eenderde van het hele boek. Het is verdeeld in drie hoofdstukken; het middendeel blijkt een bewerkte versie te zijn van ‘Notities van een ander’, een ouder verhaal, volgens een noot voorin het boek uit 1969, maar mijn editie van Campert compleet uit 1971 rept van 1967. Het oorspronkelijke verhaal was opgedragen aan ‘C.N.’ (Cees Nooteboom?), een opdracht die nu ontbreekt. ‘Notities van een ander’ is een broeierig verhaal waarin sprake is van wapenhandel, revolutie, promiscuïteit.

‘Om vijf uur in de middag’ (de titel verwijst naar een gedicht van Federico Garcia Lorca) is breder van opzet maar daardoor niet minder broeierig. Een zekere Johannes ’s Gravenhage vliegt de oceaan over om de opdracht af te wachten om iemand te doden. Hij moet zich intussen voordoen als dichter. (Sinds wanneer is het dichterschap de ideale dekmantel voor een geheim agent?)

Het verhaal eindigt ermee dat Johannes, die intussen Frans blijkt te heten, droomt ‘dat hij tussen zijn ouders in op straat liep. Aan het einde van de straat was de zee. Hij liet zijn ouders’ handen los en rende vooruit, de zee tegemoet.’

Frank van Dijl

Remco Campert – Om vijf uur in de middag. De Bezige Bij.

Deze recensie heeft eerder in HP/De Tijd gestaan, 4 september 2010.