Hans Christian Andersen meets duizendenéén nacht

Dokter Jazz is het literaire debuut van Stine Jensen, de Nederlandse filosofe en literatuurwetenschapper van Deense afkomst die furore maakte dankzij de ontsnapping van de zilverruggorilla Bokito op 18 mei 2007 in Diergaarde Blijdorp. Haar Waarom vrouwen van apen houden. De vergeefse mensenliefde voor Bokito en andere apen, een heruitgave van haar proefschrift uit 2002, lag twee weken na Bokito’s succesvolle imitatie van King Kong in de boekwinkels en beleefde herdruk op herdruk, alsof die hele uitbraak een publiciteitsstunt was geweest.

Nu is er dan, zo wil de wervende tekst op het achterplat, ‘een sprookjesachtige Deens-oriëntaalse roman op het ritme van de jazzmuziek’. Hans Christian Andersen meets vertellingen van duizendenéén nacht. Dat klopt wel. Dokter Jazz bevat elementen die eerder in een sprookje thuishoren dan in wat zelfs binnen de context van een roman voor werkelijk kan doorgaan. Ik bedoel: een dode oom die aan je bureau verschijnt is onwaarschijnlijk.

Die dode oom is trouwens de man van de titel: Mads Laudrup is keel-, neus- en oorarts en een zeer verdienstelijk klarinetspeler. Hij is ook een groot vrouwenliefhebber. Arabieren daarentegen haat hij met hart en ziel. In zijn kliniek in Kopenhagen herstelt hij het maagdenvlies van moslima’s opdat zij ongeschonden het huwelijk in kunnen.

Het zal niemand verbazen dat het woord ‘hypocriet’ een paar keer valt in Stine Jensens eerste roman.

De vertelster is Dolly Laudrup, de nicht van Mads. Zij is redacteur bij een uitgeverij van thrillers waar zij lekker veel bloed inschrijft, zoals de hersteloperaties van haar oom er ook op zijn gericht om bloed te laten vloeien. Mads Laudrup sterft als hij zevenenveertig is, Dolly stort zich op zijn levensverhaal. Ze is als redacteur gewiekst genoeg om waar gaten vallen, haar fantasie aan te roepen.

Zo ontwikkelt Dokter Jazz, dat tamelijk recht-toe-recht-aan begint, zich tot een amusante vertelling met een hoofdpersoon die tot de verbeelding spreekt. Maar Stine Jensen is kennelijk geen auteur die van halve maatregelen houdt. De schermutseling die zich op een avond in de tuin van Mads Laudrups kliniek voordeed, brengt nog eens twee minstens zo tragikomische hoofdpersonen voort: Selma Johansson en Kader Bafoez.

Waar Mads Laudrup in een ziekenhuis in Saoedi-Arabië ging werken voor de poen, gaat Selma naar de Arabische landen voor de mannen. Als ze er vierhonderd heeft gehad (en één dochter heeft gebaard), ontmoet ze Kader die als taxichauffeur werkt in Kopenhagen. Romantiek! Verslavende, zwoele seks! Maar met Selma trouwen kan Kader niet, ze is immers geen maagd. Later blijkt (of fantaseert Dolly) dat hij al die tijd al was getrouwd met een saaie, uit Egyptische ouders in Denemarken geboren muts.

Opnieuw popt het woord ‘hypocriet’ op. Een vrouw die zich overgeeft aan een promiscue bestaan, is een hoer, een slet. Zelfs de psychiater die Selma raadpleegt (en uiteindelijk ook verleidt) komt tot die conclusie. Een man doet maar raak. Hoewel: Kader wordt gestraft met herpes aan zijn oog. Zo krijgt ieder zijn deel.

Stine Jensen heeft de vrijheid die het schrijven van ‘een sprookjesachtige roman’ haar bood ten volle benut. Ze laat de fantasie van haar ik-figuur de vrije loop. De grenzen van wat werkelijk mogelijk is, worden opgerekt, maar zonder dat de lezer denkt: ho even, dit kan niet. Hij weet immers dat hij wordt verleid om het verhaal, hoe onwezenlijk soms ook, voor waar aan te nemen. Misschien dat de borsten van Dolly, waarover zij enkele malen hoog opgeeft, daarmee te maken hebben. Hoe dan ook heeft het verhaal Roald Dahl-achtige kwaliteiten, met die vreemde fascinatie voor wat niet-eigen, absurd en ongewoon is.

Jammer wel dat ook de eindredacteur zich zo door Dolly heeft laten meeslepen dat wat lelijke foutjes zijn blijven staan: ‘de meest grote’, ‘de taaljuf en diens echtgenoot’, ‘een dijbeen die’. De zin: ‘Met beide handen heeft hij haar hoofd tussen zijn handen genomen’ schreeuwt om een hersteloperatie.

Frank van Dijl

Stine Jensen – Dokter Jazz. Anthos.

Recensie eerder gepubliceerd in HP/De Tijd, 27 juni 2009.