Eindeloos geneuzel met de buren

Er is zich in de Nederlandse letteren een Van Oorschot-school aan het ontwikkelen – of moeten we spreken van een Voskuil-school? Want met Voskuils debuut Bij nader inzien moet het in 1963 zijn begonnen: twaalfhonderd bladzijden in twee banden. 

Ruim dertig jaar later zou Voskuil zichzelf overtreffen met Het Bureau van ruim vijfduizend bladzijden. Ook nu was het weer uitgeverij Van Oorschot (de inmiddels overleden legendarische Geert was opgevolgd door zoon Wouter) die er brood in zag.

In het kielzog van dit succès fou publiceerde in 2003 Minke Douwesz bij Van Oorschot haar meer dan achthonderd bladzijden dikke romandebuut Strikt, vorig jaar gevolgd door Weg, minder omvangrijk maar toch ook altijd nog zeshonderd bladzijden.

En nu is er dan De verzopen katten en de Hollander van Detlev van Heest, ook zeshonderd bladzijden maar slechts het eerste deel van diens debuut; het tweede deel, kondigt Van Oorschot aan, verschijnt dit najaar onder de titel Pleun.

Behalve de omvang van de romans is er nog een aspect dat rechtvaardigt om te spreken van een Van Oorschot-school. Bij alle genoemde schrijvers is de dialoog het dominante stijlmiddel. Dat is het duidelijkst bij Van Heest die het weergeven van alledaagse gesprekken tot grote kunst heeft verheven. Een enkele keer beschrijft hij een plek, een persoon. Het bijzondere in het eerste deel van dit romantweeluik is dat de personen op de verteller en zijn vrouw na vrijwel allemaal Japanners zijn.

Detlev en Annelotte wonen in de buurtschap Nieuwloofwijk in Tokio; hij schrijft – althans de eerste jaren – voor een Nederlandse krant, zij zit in de bloemenhandel. Ze hebben geen kinderen maar een kat, Kootje, en ze werken toe naar hun emigratie naar Nieuw-Zeeland waarmee het boek besluit. 

Interessant, want Tokio ligt ver weg en hoewel we allemaal onze ‘First Sony’ hebben gehad, sommigen van ons in een Japanse auto rondrijden en een enkeling de kunst van het sushi maken verstaat: wat weten we eigenlijk van Japan? Goed dat Van Heest ons meeneemt naar zijn buurt waar hij, als hij eenmaal is gestopt met het schrijven voor de krant, alle tijd heeft om met zijn buren te ouwehoeren. Door middel van de gesprekken die hij voert, tekent hij gewone mensen die in wat hen dagelijks bezig houdt in weinig verschillen van de mensen bij mij in de straat. 

Aan elke buurtbewoner met wie Van Heest omgaat, is een deel van het boek gewijd, steeds weergegeven in chronologische volgorde. Aan het begin van elk portret gaan we dus terug in de tijd. Soms speelt een hoofdpersonage een bijrol in een aan een ander gewijd deel.

Bevreemdend is dat de schrijver zijn Japanse buurtgenoten van Nederlandse namen voorziet: Booreiland, Van Tricht, In het Net, Zevenzeeën – misschien zijn het de letterlijke vertalingen van hun Japanse namen. Waarom doet Van Heest dat? En waarom dan niet altijd? Wat zou Suzuki betekenen?

Ik moet zeggen dat het werkt: de korte beschrijvingen, de uitgesponnen dialogen. Toch heb ik al lezende ook irritaties ervaren. De schrijver verschuilt zich te veel achter zijn buren. Wat vertelt hij eigenlijk over zichzelf (behalve dat hij wel eens dronken is), over zijn relatie met zijn vrouw (die een veeleisende baan heeft)? Zeker: ook venijnige dialogen tussen die twee zijn in dit boek te vinden; soms gaan die over het eindeloze geneuzel met de buren waar de verteller stukjes over schrijft, wellicht de stukjes waaruit deze roman is opgebouwd.

Dat is ook precies wat De verzopen katten en de Hollander is: een blokkendoos. Te veel losse scènes. Het wachten is nu op Pleun waarin ‘een drama dat wortelt in het eerste boek’ wordt beschreven. Misschien is het feit dat Detlev van Heest, volgens de site van Van Oorschot, tegenwoordig parkeercontroleur is in Hilversum daarvan het rechtstreekse gevolg. Dramatisch genoeg.

Frank van Dijl

Detlev van Heest – De verzopen katten en de Hollander. Van Oorschot.

Deze recensie werd eerder gepubliceerd in HP / De Tijd van 29 mei 2010.