Een levenslange passie

Guido, zoon van welgestelde ouders, kijkt met enige verachting neer op de zoon van de conciërge, maar op een gegeven moment begrijpt hij dat Costantino de liefde van zijn leven is, die de schittering en de duisternis van dat leven bepaalt. Costantino zelf gaat door de knieën. Ze beleven een heftige, homoseksuele liefde, compleet met verwurgingsrituelen. Mazzantini lijkt er alles van te weten, maar natuurlijk: ze heeft er over gelezen. Al heb je nog nooit een lawine meegemaakt, het boek Lawines razen schenkt je de ervaring. Mazzantini lijkt de masturbatie-obsessies te begrijpen.

Guido gooit een onafgemaakt mozaïek naar beneden en de zoon van de concierge maakt het zorgvuldig af. Guido gooit een tent naar beneden en Costantino neemt hem waarschijnlijk mee naar het blubberige rivierstrand van de Tiber.

Toen kwam de puberteit, toen kwam dat syndroom. […] De vrouwtjes schoten als eerste de hoogte in. […] Ze gingen over hun eigen dingen praten, en hun ogen werden als meren en monsters, schitterende groeven die de hel verborgen.

De wat vreemde beeldspraak vinden we steeds in de beschrijvingen. Het is alsof Mazzantini denkt dat literatuur gekenmerkt wordt door ‘schitterende’ metaforen en onverwachte vergelijkingen. ‘Haarspeldbochten zijn de rondingen van het lot, hoefijzers die door vele paarden zijn verloren.’

Het bijzondere van de vertelling is dat zij een heel leven beslaat; de auteur slaagt daar in, omdat zij veel werkt met versnellingen, soms van drie jaar of twee maanden, ook wel langer, en dan weer vertraagt, meestal bij seksuele scènes, vooral de aanloop ertoe, maar dan weer snel afsluit en de volgende levensfase aanpakt. Guido wordt hoogleraar aan een kleine universiteit bij Londen. Hij doceert kunstgeschiedenis met veel succes, is geliefd bij zijn studenten en de leiding.

Costatino en Guido komen elkaar op de middelbare school tegen, maar ze vermijden elkaar. Een medeleerling laat Costatino opzettelijk struikelen. ‘Ik vond het zielig, maar voor geen goud zou ik die momenten van pure euforie aan me voorbij laten gaan, het beste vogelzaad op die troosteloze school.’

Guido heeft contact met meisjes, maar laat zich aftrekken door Costatino. Langzamerhand wordt hij zich bewust van zijn homoseksualiteit, maar het breekt door als Costatino zegt dat hij hem liefheeft. Toch ontkent hij een flikker te zijn. Costatino komt met een meisje, Rossana. Ze heeft ‘de blik van een uitgekookt lammetje. Ze heeft de wolf al opgegeten en houdt hem stevig in haar buik, onder haar puntige tieten.’ Even later schrijft de auteur: ‘Ze was een behoorlijk sluwe vos.’ Guido heeft een oorbel laten zetten. ‘Rossana snoof. ‘Ik hou niet van oorbellen bij mannen.’’ Daarmee begint een levenslang wantrouwen. Guido wil zelfmoord plegen, maar doet het niet. Hij laat zich pijpen door Costatino’s zus en vecht met hem, proeft zijn bloed.

Na de dood van Guido’s moeder en tijdens het militair verlof van Costatino gaan ze naar het strand, liggen in een tent en dan gebeurt het: hun natuur komt tot uitbarsting. ‘Zijn nek spande zich aan als een gesel, als een gegeselde, als de lange hals van een paard zonder teugels en zonder ruiter…’

Wat volgt zijn jaren van huwelijk, werk en daar tussen door steeds elkaar, steeds wanhopiger, ontmoeten in Italië of Londen. Het blijft treurig en af en toe verrukkelijk. Het grote probleem is dat ze hun aard niet accepteren. In Londen is het probleem in de gemeenschap niet groot, maar Zuid-Italië wordt fataal. Ze worden halfdood geschopt en geslagen. Ze komen gescheiden in een ziekenhuis en de echtgenoten komen en moeten horen wat er is gebeurd en hoe ze zijn bedrogen. Guido raakt zijn Japanse vrouw jaren lang kwijt en Costatino wordt gehersenspoeld.

Uiteindelijk zwemt Guido naakt de zee in. Het perspectief ligt bij Guido, maar de auteur weet alles van hem en ook dus zijn einde.

Onderweg hebben we allerlei interessante figuren ontmoet, bij wie ik vaak dacht: over dit personage zou je een nieuwe roman kunnen schrijven. Uit alle gegevens in de roman kun je een hele bibliotheek samen stellen. Zou ik dat willen? Als het gedaan wordt door een minder literairderige schrijver wel.

Remco Ekkers

Margaret Mazzantini – Schittering. Vertaald door Miriam Bunnik en Mara Schepers. Wereldbibliotheek, Amsterdam. 352 blz. € 12,50.