Genomineerd voor de Herman de Coninckprijs 2018 zijn Joos Baars, Hester Knibbe, Marije Langelaar, Tonnus Oosterhoff, Ester Naomi Perquin en Nachoem M. Wijnberg.

Het juryrapport:

Joost Baars – Binnenplaats

Overrompeld door het lot van een geliefde roept debutant Baars als een verlatene het universum aan, via de boom en de vogels van de binnenplaats. Al dichtend zoekt Baars zich te verhouden tot de ander, die zich overal maar dikwijls in de natuur bevindt. De gedichten uit Binnenplaats lijken op indrukwekkende gebeden aan een niet-antwoordende god. Intussen komen ze des te harder bij de lezer binnen: intieme poëzie die lang nazindert.

Hester Knibbe – As, vuur

Knibbe schrijft poëzie vol contrasten, waarin ze liefde, passie en romantiek met beide benen op de grond zet. Hoe nuchter ze haar thematiek ook brengt, ze doet dat zo verfrissend dat de lezer er steevast door geraakt wordt. De gedichten zijn as én vuur: passioneel en stoïcijns, lyrisch en toch sober. Knibbes woordenstroom is associatief en ritmisch, en toch houdt de dichter haar taal nauwgezet in het gareel en staat er geen woord te veel in haar bundel. Dit is rijke, bondige poëzie die lang beklijft.

Marije Langelaar – Het vonkt

In deze Alice in Wonderland-poëzie gaan de woorden met elkaar aan het dansen. De lezer hopt mee van de ene associatie naar de andere en wordt ondergedompeld in een fantasierijke wereld: een taalbad waarin de zinnen zelf niet lijken te weten waar ze zullen uitkomen. Bij Langelaar kan alles: ze gooit de regels van de taal overboord om op een speelse, ritmische manier haar innerlijke ervaringen van de werkelijkheid te beschrijven. Alleen al de knotsgekke metaforen zijn genoeg om deze bundel lang te doen nazinderen.

Tonnus Oosterhoff – Ja Nee

Met Ja Nee bewijst Oosterhoff wederom dat hij de meester van de ontwrichting is. Deze poëzie is snoeihard in haar maatschappelijke analyses, meedogenloos in haar humor en even enerverend als onnavolgbaar in haar taalplezier. De dichter verweeft schijnbaar moeiteloos het schrijnende met het sublieme, en laat daarbij een vorm- en registerbeheersing zien die groots meesterschap verraden. Een bundel om louter ‘ja!’ tegen te zeggen.

Ester Naomi Perquin – Meervoudig afwezig

Met haar beeldspraak opent Perquin in deze bundel heldere vertes. In de beheerste spanning van concrete beelden laat zij het raadsel van het dichten zelf opgloeien. Gelukkig wordt het raadsel daarbij niet ontrafeld. Wel heerst in deze bundel de doorleefde overtuiging dat poëzie kan groeien als een vermoeden van wat afwezig is. Perquins talent om het suggestieve hand in hand te laten gaan met het concreet-herkenbare, leidt tot een alleszins memorabele leeservaring.

Nachoem M. Wijnberg – Voor jou, van jou

Wijnberg verkent in deze bundel uitvoerig hoe we elkaar ontmoeten, zien en herinneren. Hij speelt daarbij voortdurend met de intuïtie van de lezer: de gedichten vertellen verhalen die geen verhalen zijn, gasten worden uitgenodigd door wie zelf te gast is, en wat als verloren wordt omschreven wordt tegelijkertijd tot leven gewekt. Of Wijnberg nu een slapende vrouw in het maanlicht of een grijsbruine vogel met gele poten beschrijft: deze poëzie meandert en is haast mystiek in haar gedetailleerde observaties.

De Herman de Coninckprijs is een prijs voor de beste bundel van het afgelopen jaar (verschenen tussen 1 november 2016 tot 31 december 2017). De jury bestond uit Hugo Brems, Laura de Coninck, Jeroen Dera, Gudrun de Geyter en Saskia Scheltjens. De winnaar die 8 juni bekendgemaakt wordt, krijgt 7500 euro.