Plato en Koolschijn en de VVD

Kun je leren een goed mens te zijn? Sokrates geeft antwoord aan een beroemde filosoof Protagoras, maar eerst vraagt hij wat de jonge Hippokrates van hem kan leren. Protagoras geeft trots en zelfbewust antwoord. Hij zal Hippokrates leren zijn verstand te gebruiken en hoe hij zijn vermogen het best kan beheren. Hij wil ook een goede politicus van hem maken. S. denkt dat je dat niet kunt leren. Van een vakman kun je iets leren, bijvoorbeeld op het gebied van scheepsbouw, maar een politieke beslissing kan iedereen nemen. Ook in het privéleven kunnen begaafde en intelligente mensen hun persoonlijke kwaliteiten niet aan een ander overdragen. Hij meent dan ook dat je iemand niet kunt leren een goed mens te zijn. Protagoras vertelt een verhaal om zijn standpunt duidelijk te maken. Het gaat over de goden die de dieren en mensen een passende uitrusting en vermogens wilden geven: bijvoorbeeld kracht of snelheid. Dat deed Epimetheus, maar omdat hij niet zo slim was, ontging het hem dat hij alle vermogens verbruikte voor de redeloze wezens. Prometheus steelt dan het vuur en de techniek om de mensen iets te geven, maar de politieke techniek had hij niet, want die was bij Zeus. Het ging daarom niet goed met de mensen en Zeus besloot Hermes te sturen om de mensen allemaal respect en rechtsgevoel bij te brengen. Kennis en vaardigheid van architectuur hoeven niet alle mensen te krijgen, maar iedereen moet moreel besef hebben om een staat te kunnen vormen. Mensen met te weinig moreel besef moeten gestraft worden opdat de anderen begrijpen dat ze niet zonder kunnen en als dat niet helpt moeten ze worden verbannen of gedood. Hoe komt het verder dat voortreffelijke mensen er niet altijd in slagen om hun kinderen goed op te voeden, dat wil zeggen tot morele mensen? Hij wil daarvoor een logische argumentatie geven. En dan komt hij met een verhaal over hoe men kinderen moet opvoeden, door het goede voorbeeld en door allerlei lessen, ook kunsten. Maar hoe komt het dan dat kinderen van voortreffelijke vaders vaak onbeduidende mensen zijn? Weer een heel verhaal, waar ik als lezer de logische argumentatie niet van kan inzien. Protagoras lijkt me een blaaskaak. Sokrates reageert slim: hij zegt dat hij veel van Protagoras heeft geleerd, maar er is nog één ding dat hem dwars zit. Als je een willekeurige politicus ondervroeg over dit probleem, zou je een lang antwoord krijgen, want politici zijn ‘net een koperen gong. Als je daarop slaat blijft hij nagalmen en doorgaan tot je hem beetpakt. Zo geven ook politici op elke kleine vraag een marathonantwoord.’ Sokrates wil alleen nog horen of morele kwaliteit één ding is en zijn rechtvaardigheid, zelfbeheersing en zuiverheid daarvan onderdelen? En dan geeft de vertaler, Gerard Koolschijn, een samenvatting waarin hij vertelt dat Sokrates zijn gesprekspartner uiteindelijk dwingt te erkennen dat hij niet goed wist waarover hij het had.

In een tweede gesprek tussen Sokrates en Polos gaat het over macht en geluk. Sokrates is van mening dat iemand ongelukkig is als hij een ander onrechtmatig doodt. Polos meent dat iemand met macht, wat hij ook doet, gelukkig is en hij meent dat dat hij kan aantonen dat het niet waar is wat Sokrates zegt. Polos herhaalt eenvoudig zijn standpunt dat mensen die onrecht doen vaak gelukkig zijn. S. meent dat iemand die goed is, gelukkig is en een slecht mens is ongelukkig. Maar iedereen wil volgens P. liever een slecht dictator zijn met macht dan een machteloze! Hij beroept zich op de mening van de meeste mensen. Iedereen is jaloers op de machtige man. (Over vrouwen wordt niet gesproken.) Dan mengt Kallikles zich in de discussie. Hij vindt dat zogenaamd ‘onrecht doen’ de ethisch juiste keuze is. Het gaat over macht. Koolschijn schrijft dan dat Nietzsche de mening van S. verachtelijk vindt, ‘banale burgermans opvattingen over wat goed en mooi is’. Onrecht lijden is iets voor een slaaf. ‘Daarom is het dus alleen maar een afspraak dat het onrechtvaardig en schandelijk zou zijn ernaar te streven meer te hebben dan de gemiddelde burger en heet dat onrecht doen.’ Het is een VVD-standpunt. Het is normaal en rechtvaardig dat de goede meer heeft dan de slechte en de sterke meer dan de zwakke. Het is het recht van de sterkste, zoals de natuur leert. K. vindt ook dat mensen zich in hun jeugd moeten bezig houden met studie en filosofie, maar volwassen geworden is filosofie belachelijk. Consolideren van je macht, dat is wat je moet doen. S. betoogt dat het belangrijker is jezelf in je macht te hebben dan anderen. Wie zichzelf beheerst is gelukkig. K. meent dat iemand zijn begeerten met zijn energie en intelligentie moet bevredigen. Het prijzen van zelfbeheersing is onmannelijk.

Het is de lezer inmiddels duidelijk: het gesprek is een uitwisseling van standpunten of meningen. Met logica heeft het weinig te maken. Liberalisme tegenover socialisme. Rutte zal Socrates een praatjesmaker vinden. Trump trekt zich er niets van aan, zelfs als hij de teksten gelezen zou hebben, wat onwaarschijnlijk is.

Met deze reactie doe ik onvoldoende recht aan Koolschijns keuze van teksten en zijn vertaling. Wel kan ik zeggen dat de Nederlandse tekst goed leesbaar is. In een ‘Achteraf’ schrijft Koolschijn over zijn levenslange bezig zijn met Plato en hoe na jaren zijn reacties op de tekst veranderden. ‘Duidelijker zie ik dat zijn drijfveer een wanhoop was, die ik deel, na een leven vol weerzin van wat de rondkrioelende homo sapiens op de aardbol aanricht. Plato’s oordeel lijkt me juist. Het bracht hem tot een extreme oplossing die, nog afgezien van de onhaalbaarheid, onaanvaardbaar is. En een andere is er niet.’
Het is me duidelijk dat ik nog niet klaar ben met dit boek.

Remco Ekkers

Plato’s oplossing voor de planeet – samengesteld en vertaald door Gerard Koolschijn. Van Oorschot, Amsterdam. 206 blz. € 17,50.