You always walk alone

Wat brengt iemand er toe om al in haar tienerjaren boekfragmenten en citaten over eenzaamheid te gaan verzamelen. Hoe komt het dat sommige mensen melancholiek ter wereld komen, ook zo’n vraag. Misschien omdat het eens zou kunnen uitmonden in een uitzonderlijk filosofieboek, dat je dan Kleine encyclopedie van de eenzaamheid gaat noemen. Johanna Spaey deed het en het resultaat zal velen wel op de een of andere manier aanspreken, omdat iedereen het verschijnsel kent.

Eenzaamheid heeft zo veel gezichten, dat we soms niet eens meer ten volle beseffen dat een ervaring voortkomt uit deze vaak pijnlijke gemoedstoestand, die met leegte en verdriet gepaard gaat. Spaey, die assyriologie en filosofie in Leuven en Leiden studeerde en verschillende fictie- en non-fictieboeken schreef, plaatste voor de Kleine encyclopedie talrijke aansprekende fragmenten en uitspraken over eenzaamheid op alfabetische volgorde. Maar anders dan bij een ‘echte’ encyclopedie, waarin de onderdelen inhoudelijk volkomen los van elkaar staan, kun je hier niet anders dan de rode draad herkennen, die verhaalt van het onvermijdelijke isolement van ieder denkend individu.

‘Je hoeft niet eens op eenzame trektocht of naar een hut in de bergen om te weten hoe alleen-zijn voelt. Je bent het gewoon, thuis en overal,’ schrijft Spaey in haar voorwoord, waarin ze ook meldt het grootste deel van haar leven alleen te zijn, terwijl ze niet alleen wil zijn, maar het vaak wel is, en dat ook wel wil, maar niet heel de tijd. Haar vertrekpunt was Eleanor Rigby uit Douglas Couplands gelijknamige roman uit 2004, gebaseerd op het liedje van The Beatles; een van de mensen die ontworteld en solitair door het leven gaan.

Eenzaamheid en alleen-zijn verschillen, soms duidelijk, soms heel wat minder uitgesproken, maar Spaey laat weten ook niet de wijsheid in pacht te hebben: ‘Af en toe zit ik er waarschijnlijk flink naast’. En ze nodigt de lezer dan ook uit om eigen vormen van eenzaamheid toe te voegen. Want die moeten bestaan: de wereld is er vol mee.

Het neemt niet weg dat dit boek al een heel brede visie heeft. Van de vereenzaamde figuren op schilderijen van Edward Hopper tot de Franstaligen in Quebec, ietwat verloren levend tussen de talloze Engelstaligen en zelfs vaak onbegrepen door hun taalgenoten overzee. De eenzaamheid van de quizmaster bestaat ook, weet Spaey: ‘Hij is de enige die alle antwoorden weet en niet mag meespelen’.

Een stuk serieuzer is de totale verlatenheid van de gefolterde, de gegijzelde en de gehandicapte. Zij weten als geen ander dat er geen hulp voorhanden is, en dat die niet zal komen. Het is de meest totale vorm van op jezelf aangewezen zijn.

Gevoelens van eenzaamheid hebben echter ook vaak met perceptie te maken en met iemands verwachtingspatroon:

Een minnares begrijpt beter hoe alleen ze is omdat hij er op die dagen niet is dan in de jaren dat hij nog niet bestond en ze geen verwachtingen koesterde over hun samenzijn. Dat is vreemd, want ze leidde vroeger ook een singulier leven, was voor de buitenwereld net zo alleen als ze nu is. Maar nu is hij er in al zijn onvolkomenheid en hoopt ze meer dan voorheen.

Het gaan zitten lezen van een encyclopedie heeft iets raars, je komt het wel eens tegen bij komische personages die bij zichzelf een intellectueel tekort hebben vastgesteld en daarom maar dapper bij de letter A beginnen te lezen, in de hoop de wereld beter te leren begrijpen als ze ook de lemma’s tot en met de letter Z hebben doorgenomen. Terwijl wij natuurlijk wel beter weten. Zo zit de wereld niet in elkaar en word je niet wijzer. Maar anders dan een zelfhulpboek of een populairwetenschappelijk werk, is de ‘encyclopedie’, die Johanna Spaey schreef, juist wel in staat inzichten te verschaffen. Ze biedt namelijk niet alleen persoonlijk geselecteerde voorbeelden en citaten aan, maar kruidt het geheel ook nog eens met een licht opiniërende saus, wat deze uitgave tot een heel origineel en toegankelijk publieksfilosofieboek maakt.

Zo reikt Spaey ons de Britse schrijfster en stiltezoeker Sara Maitland aan, die vaststelt dat we in een maatschappij leven die hyperindividualistisch is en van iedereen verwacht dat we zelfredzaam zijn, maar tegelijkertijd gevuld is met mensen die zo in angst leven dat ze zich dag en nacht gedwongen voelen om verbonden te zijn met de buitenwereld.

Veelzeggend is ook het voorbeeld van de hond. Die definieert alleen-zijn meestal als wachten. Hij heeft er alle vertrouwen in dat ‘ik’ het einde ben van zijn eenzaamheid. Maar niemand kan permanent aanwezig zijn. Een tweede hond dan maar? Dan kunnen ze samen spelen. ‘Maar wat zullen ze echt doen als ik er niet ben? Waarschijnlijk wachten. […]’

Eenzaamheid hoort bij het bestaan van elk levend wezen. ‘Alles is uitwisselbaar, behalve het zijn,’ citeert Spaey de Franse filosoof Emmanuel Levinas, ‘wat je voelt of denkt, kun je overdragen, maar de ander zal nooit jou zijn en jij nooit de ander.’

André Keikes

Johanna Spaey – Kleine encyclopedie van de eenzaamheid. De Geus, Amsterdam, 320 blz. € 21,99.