Een zucht naar probleemoplossend geweld

‘Laten we er mee ophouden’, zegt Stefan, de geradicaliseerde geschiedenisleraar, die lid werd van de Rote Armee Fraktion. ‘Ja, dat zou je wel willen,’ antwoordt mede-RAF-lid Lena. Het is begin jaren tachtig van de vorige eeuw in Oktober is de mooiste maand, de nieuwe roman van Johanna Spaey, als Stefan onder ogen moet zien dat er geen weg terug meer is. Hij moet de rest van zijn leven voortdurend spiedend om zich heen kijken, want het gevaar zal nooit meer wijken.

Johanna Spaey, schrijfster in zeer uiteenlopende genres, van het spannende boek Dood van een soldaat, waarmee ze in 2005 als eerste vrouw de Gouden Strop won, tot de Kleine encyclopedie van de eenzaamheid, een populair filosofische verkenning van deze onvermijdelijke menselijke staat, levert geen half werk. Ze schetst het ontstaan van en de maatschappelijke en politieke reacties op de Baader-Meinhof-groep, later de Rote Armee Fraktion (RAF), de anti-kapitalistische terreurorganisatie die niet alleen Duitsland, maar ook de rest van Europa jarenlang angst aanjoeg, maar verdiepte zich ook in de vraag wat het met de gewelddadige activisten als mens moet hebben gedaan. Of zelfs nog doet, want af en toe, zelfs twee jaar geleden nog, duikt er wel weer een nieuwsbericht op over gevluchte ex-RAF-leden, die zich ergens in de Europese periferie schuilhouden.

Spaey benadrukt in haar dankwoord dat dit boek fictie is, maar dat ze zich zich heeft laten inspireren door ware gebeurtenissen en feiten. Die opzet pakt hier heel goed uit. De hoofdlijn van deze vaardig geschreven roman is de zoektocht van de ex-geschiedenisleraar Ralf naar zijn vroegere RAF-vriendin, de mensenschuwe Vera. Geen andere vrouw in die gelederen maakte zo veel indruk op hem, al ging iedereen met iedereen om en bedreven de groepsleden seks met wie het maar uitkwam. Geen hiërarchie, samen tegen de boze wereld, dus wie maalt er dan om burgerlijke relaties.

De mensen slingeren langs hem heen. Niemand is alleen. Het zijn constellaties die overduidelijk zijn wanneer je er als enige niet bij hoort. Hoe ze zich verbinden tot een paar, een gezin een gezelschap en hoe comfortabel ze zich daardoor voelen. Het heeft minder met geluk dan met gemak te maken. De groep beweegt, spreekt, eet, er is geen hij of zij meer. Hoe lang was hij daar zelf niet een deel van, hoorde hij bij mensen die hem vooruitstuwden? Geike vanaf het begin, en daarna Peter, Erik, Beate, zelfs Lena. Ze gaven hem een plaats en maakten hem deel van een collectief of was hij al die tijd niet meer dan dat?

Maar met Vera was het toch anders, laat Spaey doorschemeren. Dus als de tot levenslang veroordeelde Stefan na twintig jaar hard gevangenisregime onder voorwaarden vrij komt, wil hij haar terugvinden. Het is opmerkelijk dat Vera in de eerste persoon wordt opgevoerd en Stefan in de derde, aangezien hij aanzienlijk langer en intensiever gevolgd wordt dan zij. Is dat een impliciete boodschap dat de klik wederzijds was, dat zij beiden huns ondanks hierin verzeild zijn geraakt? Een romantisch vonkje in een verder meedogenloze omgeving?

Met sprongen in de tijd worden dus vooral Stefans gangen geschetst; de bedreigingen, overvallen, ontvoeringen, zeer gewelddadige acties, liquidaties en contacten met communistische regimes, maar ook de reacties van politiek, politie en geheime diensten. Wat niet ontbreekt zijn zijn malende gedachten over hoe het zo ver heeft kunnen komen, hoe hij zelfs bekend kon komen te staan als ‘Stefan the killer’.

Niet in de laatste plaats draait deze roman om het rigide denken en hoe dat tot niets anders dan geweld kan leiden. Wat bij Ralf begon als hevige ontsteltenis over de Amerikaanse agressie in de Vietnam-oorlog, een emotie die velen in die jaren zullen hebben gekend, leidde bij hem ook, anders dan bij de meeste anderen, tot volledige ontremming.

Johanna Spaey voegt aan de op zich al aangrijpende gebeurtenissen nog een aspect toe, namelijk dat van de nooit te bewijzen erfelijke belasting. Zijn grootvader, die in de Eerste Wereldoorlog vliegenier was, stortte met zijn toestel neer toen de strijd al gestreden was. Was het zelfmoord of kon ook deze man niet meer terug, had hij de gewelddadige strijd nodig? En Stefans vader vocht als dienstplichtige Duitser mee in Polen, waar hij gedwongen werd onschuldige burgers te vermoorden. Hij kon er na de oorlog niet mee omgaan, leefde als een zombie. Pas toen de inmiddels ook geestelijk zwaar gehavende Stefan er met hem over begon, konden ze elkaar enigszins begrijpen. En daarmee ook Stefans grootvader, die op verschillende plekken soms als een hallucinatie opduikt.

Deze benadering diept Johanna Spaey zelfs nog verder uit. Vera, de verdwenen grote liefde van Stefan, met wie de roman ook een tragisch einde krijgt, schreef ooit haar academische scriptie over het kanon van Ludwig Wittgenstein. De filosoof schonk uit blinde vaderlandsliefde een groot deel van zijn vermogen aan het Oostenrijks-Hongaarse leger om er een buitenformaat houwitser van te kopen. In ieder mens, zo valt te begrijpen, zelfs in grote denkers, leeft kennelijk een zucht naar probleemoplossend geweld. Dat vanzelfsprekend niets goeds brengt, alleen maar leed aanricht.

André Keikes

Johanna Spaey – Oktober is de mooiste maand. De Geus, Amsterdam. 206 blz. € 20,50.