Het leven zelf

In Het Amerika van de ziel, een bundeling essays van Karl Ove Knausgård, snak je na pagina’s abstractie naar iets concreets, naar een beeld vooral. Misschien dat een van de betere essays uit Het Amerika van de ziel daarom over Anders Breivik gaat; geweld spreekt altijd voor zich.

In de stukken over schrijvers en het schrijfproces is Knausgård gefascineerd door hoe literatuur onze blik op de wereld kan veranderen. ‘Het begrip ‘ostranenie’, dat afkomstig is van de Russische formalisten, is hier van toepassing,’ schrijft hij. Literatuur dus als een middel om weer toegang te kunnen krijgen tot de werkelijke ervaring.

Door onze gewoontes zien we een ding of een fenomeen op een bepaalde manier, bijna als een vooroordeel, waarbij het ding of het fenomeen zelf, het unieke ervan, in de herhaling verdwijnt […] Schrijven is je door de vooroordelen heenschrijven, naar de wereld aan de andere kant, zoals die kon zijn toen we kinderen waren, fantastisch of angstaanjagend, maar altijd rijk en open, zonder dat het daarom kinderachtig is, de blik waarmee iets wordt gezien alsof het voor het eerst is, is de wezenlijke.

Het lijkt wel een recept voor Mijn strijd, waarin gek genoeg die herhaling en de eindeloze opsommerige voorvallen en details de lezer weer bij die ervaring van de wereld moesten brengen.

Ook wanneer het over Knut Hamsun gaat is dat niet alleen het hart van de bundel, maar ook een uiteenzetting van zijn eigen poëtica. Wanneer Hamsun in 1890 in Lillesand verblijft, schrijft hij daar een manifest, ‘Uit het onbewuste zielenleven’ Volgens Knausgård één van de beste teksten die Hamsun heeft geschreven. Hamsun:

Wat als de literatuur zich nu überhaupt meer zou gaan bezighouden met het zielenleven dan met verlovingen, bals, uitjes naar het platteland, ongelukken en dergelijke? Men zou dan vast af moeten zien van het schrijven van ‘typetjes’ -die allemaal al eens beschreven zijn – en ‘persoonlijkheden’ – die je elke dag op vismarkt tegenkomt. En tot op zekere hoogte zou je misschien een deel van het lezerspubliek kwijtraken, de mensen die lezen om te of de held en heldin elkaar krijgen. Maar er zouden daarentegen meer individuele gevallen in boeken voorkomen, en deze zouden tot op zekere hoogte wellicht beter aan het geestesleven van volwassen mensen van deze tijd beantwoorden.

Volgens Knausgård gaat het Hamsum om de vraag hoe je de ‘wanverhouding tussen het leven en de literatuur’ kan overwinnen:

Literatuur is simpel, schematisch, structureel, samenhangend, harmoniserend, begrijpelijk gemaakt; het leven is complex, onsystematisch, onsamenhangend, willekeurig, disharmonisch, onbegrijpelijk. Hoe krijg je de taal zo ver dat ze zich verplaatst van het systeem naar het leven zoals het wordt geleefd […]

Het is jammer dat Knausgård zich die vraag tijdens het schrijven van deze essays niet lijkt te betrekken op zijn eigen beschouwingen.

Het Amerika van de ziel opent overigens met een stuk, ‘Tien jaar’, over een jongen die net heeft overgeven in een wasbak als hij de voetstappen van zijn vader hoort; ‘Als hij de deur opendoet, sta ik over de wastafel gebogen en was mijn gezicht met koud water. […] Ik hou mijn adem in, staar naar het water dat in het putje stroomt. Zonder een woord te zeggen doet hij de deur weer dicht. […]’ Als hij daarna het gordijn opent ziet een stel eksters in de sneeuw:

Hun zwarte ogen, hun klauwen die glanzen in het matte regenlicht, hun snavel die ze elke keer dat ze krijsen omhoogsteken. Hoe ze roerloos blijven zitten wanneer hun lelijke geluid zich over het landschap verspreidt, alsof ze zichzelf dan pas ontdekken, dat ze hier zijn.

Het is maar één pagina, maar het is de beste van de hele bundel.

Rieuwert Krol
 
Karl Ove Knausgård – Het Amerika van de ziel. De Geus, Amsterdam. 372 blz. € 22,50.