We moeten het wagen

De zoete versie heet de bundel. De dichter werkt in een ziekenhuis en helpt daar mensen met een hersenletsel. Van een oude Arabier heeft hij geleerd dat zieken kunnen worden genezen, soms, door hun gemoed op te beuren. Zijn bundel zit eigenzinnig in elkaar: de afdelingen heten respectievelijk ‘Uit de klei’, ‘Goed zo?’, ‘Gebaksvorkjes ook’, ‘Het rooskleurige’, ‘Als de regen stopt’, ‘Een man in gorillapak’, ‘Bloemen verzoenen’ en ‘We liggen we lachen’.

De gedichten hebben Henriette Roland Holst-achtige titels, al zijn ze korter. Ze doen ook denken aan gedichten van Mark Boog en aan die van Nachoem Wijnberg. Les extrèmes se touchent, maar deze dichters hebben allen iets programmatisch, nadenkelijks. Ook Grunberg begint zijn essaytjes in de VPRO-gids met ‘een korte verhandeling over’… de begeerte bijvoorbeeld.

Over het wezenlijke

het volgende. Dat je er niet via een korte weg kunt komen
en dat zal blijken dat de lange weg het wezenlijke is

en het veranderlijke dat het niet boeit wie je bent
tussen het voornemen van een sprong en de plons in de rivier

en of je nog dezelfde bent later. Dat het zaak is te wandelen
en hoogst persoonlijk half water doorwaadbaar te zijn

en het wonderlijke dat wie dit leest gedachteleest en wie dit spreekt
de lucht beweegt en wie de lucht beweegt met denken dingen.

Wat opvalt naast de beschouwelijke toon, die Hermens met de genoemde dichters gemeen heeft, is het opgewekte karakter en de populaire uitdrukking ‘dat het niet boeit’. Neuro-psychologen hebben het over de betrekkelijke wilsvrijheid. Wonderlijk: we lezen, lezen gedachten, spreken en bewegen daarmee de lucht en met denken kunnen we dingen bewegen. Dat is wezenlijk, al begrijpen we er weinig van.

Leo Hermens heeft een ongebreidelde fantasie. Hij schrijft bijvoorbeeld over een ‘baliemevrouw’ wier printer geluiden maakt als ‘Nutty’ van Thelonious Monk, maar dat is niet het enige. Ze zegt: ‘Toch is die liveopname in Carnegie Hall uit 1957 met Monk en Coltrane beter’ en daarna, terwijl ze haar hand over haar aandacht vragende telefoon legt: ‘Bij Plato is de ziel een wagenmenner en tweespan met gevleugelde paarden.’ De rede van de wagenmenner heeft te maken met wat omlaag wil om behoeften te bevredigen en met wat omhoog wil om te streven naar een ideaal. De baliemevrouw bedoelt misschien dat ze in de muziek van Monk de twee paarden tegelijk hoort. En is dat niet het leven? Getrokken worden door je lichamelijke behoeften en streven naar het licht?

In ‘Over het religieuze’ beschrijft hij een lift die omhoog gaat. Het is de lift van het ziekenhuis. Elke stop kent een specialisme, longziekten of neurochirurgie, maar bij 14 staat ‘overige bestemmingen’ en hij eindigt zo: ‘Toen wij aan 13 voorbij waren waren we het eens een eerste klas dag is een dag met hoop.’

Ach ja, we schieten vaak tekort of het leven is teleurstellend, maar kom op, schouders eronder, we gaan opgewekt voort. In ‘Over het tekortschietende’ staat de ik bij een bushalte, die voorbij wordt gereden. Dat is teleurstellend, maar erger was dat de dichter niet de juiste lichte woorden kon vinden om het wervelend bladgoud achter de bus te delen. Het gaat zo verder: ‘Op de lantaarnpaal aan de overkant stond een aalscholver / met gespreide vleugels te lezen leek het in de ochtendkrant. / Het was vroeg en eenzaam genoeg om elkaar te groeten. // Ik zag een haas rennen en ik zei rustig haas rustig maar.’
Kijk, dat is poëzie.

Op het titelblad staat behalve de titel: ‘glunderen breekt ijs’, ‘zoenen versterkt’, ‘bemoedigingen zijn niet aan te slepen’. Die woordgroepen komen terug in de gedichten. Er is een hele afdeling onder de titel ‘bemoedigingen zijn niet aan te slepen’; steeds drie strofen van vijf regels, zonder eindrijm. Ze bestaan uit korte zinnen die beginnen met een onderwerp, een werkwoord en een lijdend voorwerp en/of een bepaling. Bijvoorbeeld zo: ‘Zwaluwen hebben betere bochten ontwikkeld tegen botsingen / met vrachtverkeer’ en ‘Ratten die hun ratjes likken brengen evenwichtige / ratten voort’ en ‘Zoenen versterkt’, ‘Kroelen verlengt het leven.’ Twee gedichten verder nog eens: ‘Zoenen versterkt. Het leidt tot het wereldkampioenschap / zang- en siervogels.’ Hoe dan? Als een vogelliefhebber maar voldoende support krijgt van zijn vrouw of man, doet hij beter zijn best?

In ieder geval spreekt hier een dichter die de wereld wil verbeteren met zijn opgewektheid, ook al weet hij dat er alle reden is om dat te doen.

Over het gewaagde

Is liefde niet een heel dorp
dat gebarentaal leert voor één dove dorpeling
en zijn wij niet alle mensen die daar wonen?

Remco Ekkers

Leo Hermens – De zoete versie, Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen. 64 blz. € 21,99.