Er waait een vieze frisse wind door het Nederlandse literaire veld

Ter gelegenheid van Brusselmans’ dubbele kroonjaar – hij vierde zijn 60e verjaardag en mocht zich 30 jaar auteur noemen – verscheen in september 2017 Majoor van het menselijk leed van Rick Honings. Deze biografische studie behandelt in drie overzichtelijke delen achtereenvolgens het leven, werk en imago van de beruchte Herman Brusselmans. Typisch voor Brusselmans, zette hij hier gelijktijdig een fictief antwoord tegenover: diezelfde maand verscheen zijn autobiografische roman Hij schreef te weinig boeken. Feit en fictie bepaalden dus tegelijkertijd het kroonjaar van de zestigjarige zelfverklaarde Mooie Jonge Oppergod. Majoor van het Menselijk Leed biedt een vlot geschreven portret van de Vlaamse auteur en Honings laat zien dat het leven, werk en imago van Brusselmans nu eenmaal bepaald wordt door dit spanningsveld tussen verzinsel en werkelijkheid.

In het vertellen van Brusselmans’ levensverhaal, baseert Honings zich voor een deel op fragmenten uit de romans van de auteur. Om meerdere redenen is dit een slecht idee: om te beginnen is de verteller van een roman of het hoofdpersonage niet zomaar gelijk te stellen aan de auteur. Dit is al helemaal niet verstandig als die auteur Herman Brusselmans heet, die erom bekend staat zijn romans te voorzien van een flinke dosis onzinnige verzinsels. Als Neerlandicus is Honings zich hier ongetwijfeld van bewust. Toch besloot hij te luisteren naar wat Brusselmans over zichzelf te zeggen had in zijn eigen romans. Overigens ook in levenden lijve, aangezien hij hem een aantal keren heeft mogen interviewen. Honings heeft zich dus een onconventionele manier van vertellen toegeëigend, die niet altijd bijdraagt aan de geloofwaardigheid van het geheel. Een gewaagde keuze, maar niet per se een verkeerde. Het geeft het boek namelijk een origineel effect, dat past bij een studie over zo’n figuur als Brusselmans. Bovendien zet Honings hiermee de grenzen van het oeuvre op scherp. Het werkt verfrissend dat Honings deze wisselwerking tussen feit en fictie niet schuwt en dat komt het genre van de biografie, dat gebukt gaat onder een ‘stoffig’ imago, ten goede.

Het enige minpunt van Majoor van het menselijk leed is dat je als lezer af en toe het gevoel bekruipt alsof Honings zijn keuze voor een beruchte auteur als Brusselmans wil verantwoorden, door vergelijkingen met andere grote namen uit de literatuur en cabaret te maken. Zo vergelijkt hij de Vlaamse auteur dikwijls met Reve, om Brusselmans’ status als auteur extra gewicht mee te geven. Maar ook doet Brusselmans volgens Honings niet onder voor cabaretiers als Hans Teeuwen en Herman Finkers, door wiens humor hij zich zou laten inspireren. Of dit nou terechte vergelijkingen zijn of niet, het doet zo nu en dan afbreuk aan het verhaal over Brusselmans zelf. Zijn oeuvre en levensloop zijn op zichzelf namelijk al rijke bronnen van informatie. Bovendien laat een schrijver als Brusselmans zich eigenlijk met niemand vergelijken, aangezien hij zijn status juist ontleent aan zijn onconventionele uitingen in de media. Soms schetst Honings daarbij een genadeloos portret van de auteur, zoals wanneer hij uitgebreid zijn drankgebruik uit de doeken doet, maar nog steeds is zijn bewondering voor Brusselmans in iedere zin te lezen. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer Honings probeert uit te leggen dat Brusselmans’ grove humor – net als die van Teeuwen – balanceert op de rand van het toelaatbare. De voorbeelden die hij vervolgens noemt, zullen ongetwijfeld raken aan deze grens voor Brusselmans-liefhebbers, maar de racistische en vrouwonvriendelijke grappen die Honings als voorbeeld opvoert, zullen de grens voor niet-liefhebbers ver overschrijden. Zo is het bijvoorbeeld te kort door de bocht om een grap waarbij een zwarte vrouw omschreven wordt als ‘een bonobonoaap’ te plaatsen op de grens van het toelaatbare. Wat mij betreft gaat deze grap de grens namelijk ver voorbij. Door een dergelijke typering verzachtend te omschrijven als een gewaagde grap, stuit Honings ongetwijfeld lezers voor de borst. Wat meer kritische afstand was in zo’n geval dan ook op zijn plaats geweest.

De epiloog leert tot slot dat ook Honings slachtoffer is geworden van Brusselmans’ scherpe pen en zijn drang de werkelijkheid te fictionaliseren. Dit ontdekte hij bij het verschijnen van De fouten (2016), een boek dat verhaalt over een incapabele Neerlandicus die op het punt staat een biografie HB, de jonge jaren te publiceren. Over deze biografie oordeelt het personage:

De biografie is ‘complete rotzooi, een geschriftje van niks, zeer amateuristisch van vorm en structuur, een puinhoop qua stilistiek en schrijfkunst.’

Een mooier compliment had Honings niet kunnen krijgen.

Tara Neplenbroek

Rick Honings – Majoor van het menselijk leed. Prometheus, Amsterdam. 392 blz. € 24,99.