Aardige geste van Jan van Mersbergen om het boek Narcissus van Sol Bouzamour nader te redigeren. ‘De proloog van Sol Bouzamours debuut doet vermoeden dat hij niet de redactie heeft gehad die deze tekst nodig had.’ Dat concludeert Van Mersbergen als hij zin voor zin, soms zelfs woord voor woord, door het begindeel van de roman gaat. De hoofdpersoon is net de tuin binnengedrongen van iemand en hij blijkt opeens ook een knuppel in zijn handen te hebben.

De knuppel hield ik zo strak vast (Ik ga dit niet terugzoeken, maar volgens mij heb ik nog niks over een knuppel gehoord. Loopt hij de hele tijd met die knuppel rond of was hij alleen even vergeten te zeggen dat hij hem bij zich had? Was hij het nu vergeten tijdens het vertellen? Of toen al? In die tuin. Is hij soms in de war?) dat het voelde alsof het hout meegaf onder mijn vingers (Hoe voelt dat? Hout dat meegeeft? Als klei? Was het een slappe knuppel?). Binnen hoorde ik een deur dichtknallen (Weer een knal, weer lawaai. Doe even relaxed man. Ik begrijp dat het heel heftig was, dat insluipen, maar een heftige scène hoeft niet door heftige taal verteld). Opeens was er leven (Jij bent toch al de hele tijd in leven? Herrie aan het maken, aan het sluipen…). Ik deinsde achteruit (Waarom achteruit? Waarom niet stil blijven staan? Dit plaatje maak ik niet). Drie mensen kwamen de trap af (Dit is de beste zin tot nu toe).

Lees het hele redactiewerk van Jan van Mersbergen hier.