Ossi di seppia (Inktvisbotten), de bundel waar Eugenio Montale in 1925 mee debuteerde, is onlosmakelijk verbonden met de Ligurische regio Cinque Terre. Montale wilde de essentie van de hem omringende werkelijkheid weergeven in gedichten die voorbijgingen aan zintuiglijke waarneming en logica. Hij gebruikte daarvoor het landschap aan de kust van Ligurië rondom het vissersdorp Monterosso al Mare, waar hij de eerste vijfentwintig jaar van zijn leven de zomers doorbracht. Het is tegenwoordig een van de populaire toeristische trekpleisters in Italië. Massatoerisme en Montales literaire nalatenschap gaan hier maar mondjesmaat samen. Dit in weerwil van het feit dat het werk van de Italiaanse Nobelprijswinnaar nog altijd gretig wordt gelezen.

Vanuit Genua is het anderhalf uur rijden naar Monterosso al Mare. Onderweg stap ik uit in Chiavari, een fraai stadje met enkele aantrekkelijke winkelstraten die over de gehele lengte voorzien zijn van schaduwrijke arcades met meerdere boekhandels en antiquariaten. Ik besluit alvast op onderzoek uit te gaan. ‘Hebt u een exemplaar van Ossi di seppia?’ vraag ik aan de verkoper in het grootste antiquariaat dat ik kan vinden. Hij schudt glimlachend zijn hoofd. ‘Momenteel niet,’ luidt het antwoord. ‘Als ik een exemplaar binnenkrijg is het meestal binnen een paar dagen alweer verkocht. Eugenio Montale is nog steeds zeer geliefd. Hij behoort tot de belangrijkste dichters van Europa, nee van de wereld.’ De laatste zin doet hij vergezeld gaan van een blik die geen twijfel laat bestaan over de ernst ervan. Ik vertel hem dat ik onderweg ben naar Monterosso al Mare. Hij lacht. ‘Het is druk daar nu,’ zegt hij. ‘Weet ik,’ antwoord ik.

De eerste druk van Ossi di seppia is een collector’s item. In het jaar waarin de bundel verscheen, werd in Duitsland Mein Kampf gepubliceerd, trok in Italië Mussolini de macht naar zich toe en ondertekende de jonge Eugenio Montale het antifascistische manifest van filosoof-schrijver Benedetto Croce. In een wereld waarin het fascisme steeds meer voet aan de grond begon te krijgen, ontwikkelde Montale een poëzie waarin het onverschillige, passieve, lijdende, automatisch handelende individu wordt geplaatst tegenover de vitaliteit van de natuur.  Met deze poëzie maakte de dichter een statement tegen de dan in opgang zijnde populistische ideeën van dadendrang, te plengen offers en ontberingen als masochistisch gekoesterde beren op de ongeplaveide weg naar een beter leven. In latere bundels zal hij zich veel openlijker keren tegen de fascistische ideologieën, zoals in het gedicht ‘De Hitleriaanse lente’ naar aanleiding van een bezoek van Hitler aan Italië:

Ossi di seppia groeide uit tot een klassieker binnen de Italiaanse literatuur. Montale werd geprezen voor de manier waarop hij erin slaagde om de poëtische taal van Dante en van negentiende-eeuwse dichters als Gabriele d’Annunzio en Giovanni Pascoli te verenigen met het Italiaans van zijn eigen dagen. De natuur van Cinque Terre laat hij niet terugkeren in fraaie landschapsbeschrijvingen maar in onopgesmukte impressies waarin de werkelijkheid vermalen wordt tot een poëzie die de wereld dichterbij lijkt te kunnen brengen. ‘De prooi was uiteraard mijn landschap,’ schreef Montale in een inleiding op een herdruk van zijn eersteling. En:

Ik wilde dat mijn woord dichter bij de werkelijkheid zou staan dan dat van de andere dichters die ik kende. Dichter bij de werkelijkheid in welke zin? Ik had de indruk dat ik onder een glazen stolp leefde, en toch voelde ik me dicht bij iets essentieels. Een dunne sluier scheidde me van het definitieve quid. De absolute expressie moest die sluier openscheuren: een explosie, het einde van de illusie van de wereld als voorstelling. Maar dat bleek een niet te overschrijden drempel.

In ‘De citroenen’, een van de bekendste gedichten uit de bundel, laat hij zien wat hij van het landschap meent te kunnen verwachten:

In Monterosso al Mare stuit ik tot mijn blijde verrassing al binnen enkele minuten op een bordje ‘Villa E. Montale’. ‘Premio Nobel 1975’ staat eronder en voor het pijltje naar rechts lonkt een tempelicoontje dat het vermoeden doet rijzen van een mogelijk Montalemuseum. Welgemoed begeef ik me op de boulevard, met aan weerskanten een ononderbroken aaneenschakeling van restaurants, snackbars en souvenirwinkels. Om me heen wemelt het van de zonaanbidders in badkleding.  Ik ontdek niemand die net als ik op zoek lijkt te zijn naar het oude hoofdkwartier van de grote dichter. Bij een splitsing vraag ik de weg aan een restaurantmedewerker.

Rechtsaf en dan bergopwaarts moet ik. Links en rechts verrijzen hotels en appartementencomplexen. En dan sta ik plotseling voor de villa, een kapitale woning met een heuse uitkijktoren. Jugendstilarchitectuur; zeer in trek bij de negentiende-eeuwse welstand waartoe de familie Montale behoorde, rijk geworden met de handel in chemicaliën. Het huis staat op een heuvel tussen de palmbomen en wordt omringd door hoge hekken, voorzien van verschillende bordjes die duidelijk maken dat vreemdelingen hier niet welkom zijn. De oranjegeel geschilderde muren steken kleurig af tegen de blauwe hemel. Op de pilaren naast het hek dat de oprijlaan afschermt van de openbare weg, zijn twee marmeren tegels bevestigd met daarop de woorden ‘Villa’ en ‘Montale’.

Nadat ik wat foto’s heb gemaakt, daal ik de heuvel af richting zee. Montale schreef dat hij in Monterosso al Mare de eenzelvigheid ontdekte. Dat was bijna honderd jaar geleden. Zijn herinnering staat in schril contrast met het overvolle strand waarop ik terechtkom. Het wordt volledig aan het zicht onttrokken door honderden oranje parasols. Daarachter strekt de Middellandse Zee zich uit, die in Ossi di seppia onder meer de rol krijgt toebedeeld van strenge en rechtvaardige vader:


Terwijl ik me op de boulevard een weg baan tussen de schaars bedekte lichamen lees ik plotseling ‘cimitero’. De bewegwijzering in Monterosso al Mare is on-Italiaans goed, concludeer ik, en ik weet ineens wat me te doen staat. Het kerkhof biedt me de mogelijkheid om te ontsnappen aan de menigte. Het is de laatste plaats waar badgasten naartoe gaan die hun vakantiedagen opmaken met zonnebaden. Ik herinner me bovendien gelezen te hebben dat er zich in Monterosso al Mare een familiegraf bevindt van de Montales.


Het is een fikse klim op de smalle stenen trap die langs de hoge rotsen voert. Met grote stappen ontstijg ik het toeristenrumoer. En terwijl het steeds stiller wordt om me heen, ontvouwt zich het almaar indrukwekkender wordende panorama, dat Montale in gedachten moet hebben gehad toen hij schreef:


Wanneer ik naar beneden kijk, zie ik een strandje dat bestaat uit rond geslepen stenen. Als ik een tweede keer kijk, zie ik pas de mensen die ook hier een plekje in de zon hebben gezocht. Ze gaan op in het landschap als schuchtere dieren met een schutkleur. Ik klim verder. Mijn waarneming wordt steeds meer bepaald door Ossi di seppia:

Bovengekomen zie ik wat Montale bedoelde toen hij schreef dat dit landschap zijn prooi was. De regels van zijn gedicht dicteren wat ik op dat moment ervaar: het zonlicht dat weerkaatst wordt door de golven zorgt voor de schubben, het geluid van de cicaden klinkt indringender dan beneden en er is ook een muur, opgetrokken uit grijze keien, die nu meer bij Montales poëzie hoort dan bij het Ligurische landschap.

Het familiegraf is gelegen achter op het kerkhof. Het rijkelijk geornamenteerde monument laat opnieuw zien dat de familie in goeden doen was. Eugenio Montale is niet op dit kerkhof bijgezet. Hij heeft een eenvoudig graf gekregen in Milaan, de stad waar hij het grootste deel van zijn leven doorbracht. Ik maak een foto van het grafmonument van de familie Montale in de veronderstelling dat de dichter deze plek meer dan eens zal hebben bezocht als hij terugkeerde naar het vakantieoord van zijn jeugd.

Na een halfuurtje besluit ik weer af te dalen naar het toeristische inferno in de diepte. Niet Vergilius vergezelt me hier, maar Montale, als ik de trap langs de rotswand af loop.

Ik wandel verder en kom door een tunnel die me van de ene kant van het dorp naar de andere brengt. Bij de ingang is op een grote betonnen plak op de muur met zilverkleurige verf een gedicht uit Ossi di seppia geschilderd. In de wand van de tunnel zijn kleine diorama’s gemaakt waarin voorwerpen te zien zijn die betrekking hebben op het dorp. Achter een van de raampjes liggen gipsen blaadjes waarop eveneens regels van de dichter zijn te lezen. De badgasten om mij heen besteden er geen aandacht aan. Als een Italiaans meisje ziet dat ik een foto maak van het diorama wordt ze nieuwsgierig en besluit ze er ook een blik in te werpen. Het is een blik van korte duur.

Op het overdekte terras van Ristorante Belvedere hoor ik Engels, Frans, Japans. Ik bestel er een lasagne en een barolo en kijk hoe het internationale publiek over de boulevard flaneert. Dan word ik opgeschrikt door een donderend geraas. Het restaurant blijkt zich te bevinden onder de spoorlijn van Levanto naar La Spezia. De herrie zal nog een aantal malen terugkeren en telkens jaagt die de nieuwkomers op het terras even de schrik om het hart. Wanneer ik ben uitgegeten, valt mijn oog op wat foto’s die verderop onder de bogen van het spoorwegviaduct aan de muren zijn bevestigd. Het zijn oude zwart-witfoto’s van Monterosso al Mare uit de tijd dat Eugenio Montale hier bivakkeerde. De karakteristieke gebouwen staan er al en op het strand zitten ook al een paar mensen, maar het is goed te zien dat het massale toerisme nog geen vlucht heeft genomen.

Die middag stap ik op een veerboot die me zal brengen van Cinque Terre naar de Golf van La Spezia, ook wel de Golfo dei Poeti genoemd, omdat daar in de achttiende en negentiende eeuw regelmatig bekende dichters een heenkomen zochten onder wie Lord Byron and Percy Bysshe Shelley. Over het witschuimende kielzog kijk ik hoe Monterosso al Mare langzaam verdwijnt tussen de hoge bergen die de kustlijn bepalen. Het vissersdorp van Eugenio Montale, het strand, de bergen van Eugenio Montale, de zee van Eugenio Montale; ik heb het nu in elk geval een keer met eigen ogen gezien. Het is wellicht een goed idee om hier nog eens terug te komen, maar dan in de winter, het seizoen waar ook de dichter zijn ijdele hoop op had gevestigd in een van zijn gedichten:

Ronald Ohlsen

Eugenio Montale – De roos in de kermistent: Een keuze uit de gedichten en het beschouwend proza. Met een inleidend essay door Pier Vincenzo Mengaldo, een biografische schets door Dina Aristodemo, vertalingen van Michel Bartosik, Frans Denissen en Frans van Dooren, noten en bibliografische aantekeningen. Samenstelling en eindredactie Jacques Hamelink. (Kwadraat, 1984)

(foto’s © Ronald Ohlsen; de foto van Hitler en Mussolini werd gemaakt door Eva Braun en is gearchiveerd door de National Archives and Records Administration, College Park, U.S.)