Aan Bram Esser zal het niet liggen

‘Ik schrijf u omdat ik weet hoe het is om een body te hebben’, schrijft Bram Esser in zijn sollicitatiebrief voor de vacature van ‘bodycoach’. Dat is een doordachte binnenkomer. Werkgevers die nieuw personeel zoeken, eisen ervaring en betrokkenheid. En die krijgen ze van Bram Esser, soms meer dan ze lief is. In De sollicitant zijn veertig van zijn hilarische pogingen om aan een baan te komen gebundeld. Bijvoorbeeld voor de functie van patatbakker:

Barry, ik wil alvast gezegd hebben, dat wanneer patat ondergronds gaat, ik er voor je ben. De patatcultuur zal uiteindelijk zegevieren op de gezondheidscultus van de slowjuicer, al is het maar omdat de patateter, samen met de aardappeleter, veel dieper verankerd zit in ons cultureel bewustzijn dan de groente- en fruitslurper.

Of Esser na al zijn pogingen ergens aan het werk is gekomen, daar mag de lezer naar raden, maar je houdt je hart vast. Recruiters, HR-people en aanverwant volk met rare benamingen die we gewoon moesten gaan vinden, houden niet van vindingrijkheid, buiten de doos-benaderingen of wandelen naast ingesleten paden, al vragen ze er zelf wel altijd  om. Maar o wee als je werkelijk een vrijdenker blijkt te zijn. In 2012 bundelde Tirade al eens een aantal vilein geformuleerde brieven van Nederlandse auteurs aan wereldse geadresseerden als huisbazen, gemeenteraden, vakbonden en het Openbaar Ministerie, waarvan je je ook kon afvragen of ze een redelijke reactie hebben opgeleverd.

Nou maakt Bram Esser het zijn bestemmelingen ook niet gemakkelijk. Hij steekt veren in reten tot het ongerieflijk wordt, komt met vlegelachtige plannen en spreekt de geadresseerde het liefst zo persoonlijk mogelijk toe. Heel gelukt daarbij is het voortdurend opvoeren van zijn vriendin, Nicolette de Vries, als tegenspeler, die Brams pogingen steeds smalend aanziet. In de uiterst summiere en ambtelijk-humorloze antwoorden op de brieven, proef je bij veel aangeschrevenen ergernis, wat op zich weer vermakelijk is. Soms zijn ze zelf boos (‘Onze klanten willen schone ramen, geen schuim!’). Tijd is geld en dit soort clowns, daar houden we in zakelijk Nederland niet van.

Maar dat krijg je er natuurlijk van als iedere werkloze wordt verplicht om elke week een sollicitatiebrief de deur uit te doen. Na massa’s afwijzingen word je vanzelf jolig. In de eerste brief, een poging om steward bij Martinair te worden, stelt Esser vast dat het hier om een nederig beroep gaat, wat je meteen bij de vraag brengt of het werknemerschap niet per definitie nederigheid vraagt. Vooral nu in onze jaren werkgevend Nederland en zijn politieke pionnen vrijwel elke tegenkracht hebben uitgeroeid.

Esser voelt dat goed aan. Hij fleemt, prijst, slijmt en likt schriftelijk hielen, maar op zo’n ironische manier dat de ontvanger van al dit moois waarschijnlijk nog tijdens het lezen geregeld over zijn schouder kijkt. Er openlijk om lachen, kan de recruiter natuurlijk zo maar z’n baan kosten. Dat past immers niet bij de strenge protocollen van de eenentwintigste eeuw.

In De sollicitant reageert Esser op (vermoedelijk) gepubliceerde vacatures, maar er zitten ook heel wat open sollicitaties tussen. Van torenwachter op de Groninger Martinitoren, crime scene cleaner, sjamaan, ketelmannetje in een crematorium en tamponontwerper tot een taak als bemanning van het berenpak Groby, de mascotte van FC Groningen. In die laatste rol, ziet Esser nog een extra voordeel:

Als ik na een wedstrijd van FC Groningen door het stadion ren om de fans te bedanken, weet ik dat er een speciaal iemand op de bank zit te kijken. Dat is mijn vriendin Nicolette de Vries. Ik zal weten dat ik iets in haar teweegbreng, op een manier die me zonder pak nooit zou lukken.

Esser schrijft soepel en gemakkelijk, laat je met zijn vondsten hardop lachen en komt hier en daar ook wel eens kritisch uit de hoek. Arjen Lubach is echt niet de enige die zoiets kan. In een sollicitatiebrief voor de baan van supermarktmanager:

Vakkenvullers zijn pubers die eigenlijk op school horen te zitten, maar door het lerarentekort hun tijd slijten in de lokale supermarkt. Deze werkende pubers kunnen we zien als de kindsoldaten van de westerse consumptiemaatschappij. Ze sparen allemaal voor een scooter.

En wat alle vergeefse sollicitaties ook nog eens duidelijk maken is dat we nog lang geen inclusieve samenleving zijn. Wie geen werk heeft, wordt buitengesloten. Wat voor de Bram uit De sollicitant rest is het vanuit de woonkamer naar mensen kijken die wel te doen hebben, zoals moeders op fietsen met rieten manden aan het stuur.

André Keikes

Bram Esser – De sollicitant. Uitgeverij kleine Uil, Groningen, 176 blz., € 16.