Wraak op de klasgenoten

De prijs voor het meest originele plotidee win je niet als je een boek schrijft over een reünie van een klas waarin oude rekeningen vereffend moeten worden. En toch heeft de Vlaamse auteur Dimitri Casteleyn geprobeerd om in Het feest, zijn derde roman, daar een eigen draai aan te geven. Dat is niet echt gelukt. De steenrijke Maurits nodigt Eva, Thomas, Leonie en Jacob – de klassen zijn blijkbaar niet zo groot in Vlaanderen – uit op zijn kasteeltje in Gent. Hij zegt er zelf al bij: ‘Als dat geen origineel idee is.’

De vier klasgenoten komen, de een wat gewilliger dan de ander, en het wordt al vrij snel duidelijk dat Maurits hen in de val gelokt heeft. Met behulp van zijn butler Pierre heeft hij enkele verrassingen voorbereid voor de groep die hem vroeger fysiek en psychisch getreiterd heeft. Het is alleen jammer dat alle figuren in de roman platte karikaturen blijven en dat de wraakacties van Maurits tijdens de reünie verre van geloofwaardig zijn. Zo zijn er overal camera’s verstopt in alle kamers, zodat de vier geconfronteerd kunnen worden met de uitspraken die ze tegen elkaar doen. Als ze later op de avond zijn vastgezet in een toren zien ze die fragmenten terug op schermen die uit het plafond kunnen zakken. Wie die avond alles heeft zitten monteren blijft een beetje onduidelijk, de gastheer en de butler kunnen het in ieder geval niet zijn.

Casteleyn vertelt het verhaal steeds vanuit drie personages: Maurits, Eva en Jacob, maar hij beheerst het vak niet helemaal. Als je in het hoofd van iemand zit, dan is het merkwaardig om iemand iets te laten denken wat hij zelf al weet. Eva denkt bijvoorbeeld: ‘Misschien kan ik er een artikel over schrijven voor het maandblad Filosofie waar ik als freelancer nu en dan iets voor schrijf: de zin of onzin van klasreünies.’ Hier wil de schrijver de lezer informeren, Eva hoeft waarschijnlijk zichzelf niet te informeren dat ze freelancer is en dat als freelancer zo af en toe een artikel schrijft. Casteleyn heeft sowieso de neiging om alles uit te leggen. Zo zegt Eva expliciet wat de belangrijkste vraag is van de roman: ‘Wat weten we nog en wat niet? Wat hebben we verdrongen en hoe hebben we onze herinneringen aangepast?’ Helemaal op het eind, als de schermen weer uit het plafond van de torenkamer zakken, wordt de uitspraak nog eens herhaald. We zouden er eens naast kunnen lezen.

Het feest dendert vervolgens naar een einde toe dat zo over the top en zo larmoyant is dat je je afvraagt of je de ruwe eerste versie van een B-film in handen hebt. Maar dat is misschien te zeer een belediging voor de B-film.

Coen Peppelenbos

Dimitri Casteleyn – Het feest. Prometheus, Amsterdam. 218 blz. € 19,99.

Deze recensie stond eerder in een iets kortere vorm in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 18 januari 2019.