Wie is wie?

Aan alle soorten drank wordt genotvol genipt in dit dikke gedichten-epos: gin, kirschwasser, bourbon, wijn uit Afrika of Californië, maar vooral Duits bier, zwaar of licht, bitter, herfst- of lentebok, maar altijd smakelijk en de drinkenden voelen zich aangenaam en ze roken wat, een kruidige sigaret of een cigarillo en ze mijmeren voor zich uit. En ze luisteren naar Bach, Chopin, Beethoven of moderne songs. Wie zijn het? Van Putten, de kleine man, Brumming, mevrouw Leenschat van Bodegraven, Doppertje Kid en nog wat bijfiguren van wie de lezer niet weet wat ze drinken of roken.

Het boek heet Dagen en dit is Band 1, Deel 3 ‘Dagen van Van Putten’. Er zijn dus al twee delen verschenen. Het is geschreven door Kees Engelhart, hoewel op een titelpagina staat: ‘Elisabeth Leenschat van Bodegraven, Dagen van Van Putten, Derde deel’ en het bestaat uit een Proloog, Boek 25 tot en met Boek 36 en een Epiloog. Dit ziet er behoorlijk ingewikkeld uit. Het is ook een waanzinnig project. Hieraan vooraf gaan drie motto’s: ‘And beyond all this the wish to be alone’ (Philip Larkin); deze uitspraak heeft betrekking op alle bovengenoemde drinkenden. ‘In great attempts it is glorious even to fail’ (Cassius Longinus); deze uitspraak heeft betrekking op dit project, dat zesendertig jaar gaat duren. Het telt drie banden van twaalf jaren, die zijn opgedeeld in boeken. Ieder boek is een seizoen.
Het derde motto is van Belle van Zuylen: ‘Ons huis slijt en wij slijten ook.’ Dit heeft betrekking op ons allen.

Op de achterflap staat een brief aan zijn uitgever. Wie is dat? Engelhart of Brumming? Kees Engelhart is een persoon die bij de burgerlijke stand is ingeschreven. Hij bestaat echt. Het adres van zijn uitgeverij komt overeen met zijn huisadres. Brumming is zijn uitgever, maar ook personage in het boek, dat bedrieglijk veel op Engelhart lijkt. En dan heb je nog Van Putten. Van Putten heeft een arbeidsconflict gehad met de directeur van het bos. Gedurende vele jaren probeert hij, uiteindelijk met succes, genoegdoening te krijgen, ook financiële. Van Putten lijkt ook op Engelhart. Hij is een zachtaardig mens, maar als hij getergd wordt door onrechtvaardigheid, wordt hij een terriër. Het gaat hem niet in de koude kleren zitten; hij heeft hulp van een psycholoog nodig.

ALLES IN HET GOEDE NATUURLIJK

1
Maartse buien slaan op het avondlijk raam het mocht
Al een tijd van Van Putten zijn psycholoog maar op de
Eerste lentedag dit jaar heeft Van Putten opnieuw en
Naar Van Putten hoopt en eigenlijk wel zeker weet nu
Voorgoed de pillen tegen het gillen eraan gegeven
Van Putten schrenkt zich een zwaar bier in de wind zucht

Van Putten herinnert het zich nog haarscherp jaren geleden
Alweer dat Van Putten meende zo ongeveer genezen te
Zijn van al Van Putten zijn nare aberraties om in de vaart der
Volkeren zijn psycholoog meteen maar voor te stellen om
Met de pillen te stoppen

De vriendelijk gefronste hoog
Opgetrokken wenkbrauw zijn psycholoog zo eigen en het
Peilloos diepe zwarte gat waar Van Putten binnen drie
Weken volkomen machteloos instortte deed Van Putten
De opgetrokken wenkbrauw van zijn psycholoog hoewel
Te laat maar desondanks heel goed begrijpen

De dichter doet niet aan punten en komma’s. Dit dwingt de lezer zelf de syntaxis in de gaten te houden. Elke regel begint met een hoofdletter, zoals men dat in Angelsaksische landen gewoon is of was. Een regel lijkt soms willekeurig afgebroken en eindigt hier op ‘de’ of ‘het’ of ‘te’ of ‘der’, of ‘om’. De afbreking wordt kennelijk bepaald door de breedte van het oorspronkelijk schrijfsel. Het poëtisch karakter schuilt in de wonderlijke botsingen en herhalingen. Er wordt een verhaal verteld dat zich langzaam ontvouwt. Doppertje Dik bijvoorbeeld trekt van west naar oost in Amerika met zijn paard Fernando met wie (ja, wie) hij een zeer persoonlijke band heeft. Fernando is al oud. Doppertje neemt hem mee in een vliegtuig naar de kleine provincieplaats aan zee, waarin de lezer Den Helder herkent en trekt in een groen huisje ongeveer aan de kust. Als het koud wordt, laat hij voor Fernando een warme stal maken. Als Fernando sterft, laat hij hem rechtstandig begraven in het bos, met behulp van een graafmachine. Er vindt een uitgebreide gedenkdienst plaats.

Brumming heeft net als Van Putten een conflict en wel met een landelijk bekende literaire figuur die dagelijks op een internetsite zijn ervaringen in de wereld en met gelezen boeken publiceert. Hij beloofde Brumming zijn boeken uit te geven; het werden twee dichtbundels. Nu heeft Brumming besloten de boeken zelf uit te geven, maar dan wordt hij bedrogen door een andere uitgever/drukker en tenslotte begint hij een eigen uitgeverij, genaamd ‘De manke God’. Dit is ook de uitgever van Dagen en van vele dichtbundels van Kees Engelhart.

Hephaistos is de Griekse god van het vuur en de ambachtslieden. Hephaistos was de zoon van Hera en Zeus maar volgens Hesiodus had de smidsgod geen vader. De god was zwak en mismaakt bij zijn geboorte en werd door Hera van de Olympus gegooid. Hera wilde niets weten van dit kind. Deze kreupele, mismaakte god kreeg als vrouw de mooiste godin op de goddelijke Olympus, Aphrodite.

Brumming/Engelhart voelt zich miskend door de literaire wereld. In het gedicht ‘De kleine manke god’ staat: ‘Mijn lot is het een verschoppeling te zijn en dit gewicht draag / Ik met genoegen ik leer er namelijk van veel meer dan zij die / Mijn zussen moeten heten mijn vader en moeder / zullen wel weten waarom ten tweede male zij mij van / De berg gegooid hebben mijn rechterbeen is totaal gevoelloos’. Brumming houdt evenmin als Engelhart van cryptische gedichten à la Faverey, maar hij houdt ook niet van de Maximalen. Hij houdt van eenvoudige vertellende gedichten, gedragen door de adem van de dichter. Hij verwijst naar de oude barden en sprooksprekers. Zijn vertellingen nemen inmiddels Homerische proporties aan.

Het gedicht is allang niet meer wat het gedicht was een
Melodieuze en ritmische overdracht in een taal die
door ieder willekeurige lezer
Dan wel toehoorder min of meer begrepen kan worden
het kenmerk van de
Dichtkunst dat heden ten dage vrijwel als geheel
Verloren is gegaan en het zijn de vele kunstbroeders die
Een soort sekte vormen onmiskenbaar die daar meestal
Voor status of persoonlijk gewin debet aan zijn
En nog vilein ook

Remco Ekkers

Kees Engelhart – Dagen. Band 1, Deel 3, De Manke God, Julianadorp. 430 blz.