Tussen pen en podium

In de voorbije Poëzieweek zag ik een optreden van de Vlaamse dichteres Carmien Michels. Haar naam zoemt al enige jaren rond als een groot talent binnen de podiumpoëzie, en die reputatie deed ze ruimschoots eer aan. Na afloop kocht ik haar debuutbundel We komen van ver (2017), nieuwsgierig of haar gedichten ook op papier zouden werken, wat helaas niet altijd het geval is bij puike performers. Hoe zit dat bij Carmien Michels?

De bundel is verdeeld in maar liefst tien afzonderlijke gedeelten, die elk enkele tot een handvol gedichten bevatten. De verzen lijken vooral thematisch gerangschikt: Vacuümbaby handelt over de oorsprong en het ontstaan der dingen (inclusief die van de dichteres), in Lekkende stad herkennen we studentikoze taferelen en mensen die opgroeien, Eindelijk aarde bevat geëngageerde gedichten (waarover dadelijk meer), Blauwe beloftes het reilen en zeilen in de liefde, enzovoorts. Deze indeling biedt een prettig houvast en zorgt ervoor dat er automatisch thematische samenhang ontstaat tussen de opeenvolgende gedichten binnen een afdeling. Het toont ook de veelzijdigheid van de dichter in haar onderwerpkeuze, al zijn de thema’s waarover ze doorgaans schrijft niet bijster origineel of vernieuwend. De manier waarop ze haar subjecten benadert is echter doeltreffend.

Over het ontkiemen van haar kunstenaarschap schrijft Michiels:

In eender welke mal past
een jong dier
op de dramaschool leerde ik pingpongen
met de P’s van Dora
Pijn
Plezier
Persoonlijkheid
Perversie
Poëzie

We lezen hier naar mijn idee enerzijds haar bronnen van inspiratie of poëtica, anderzijds de manieren om zich te uiten, waarin poëzie gelijk wordt gesteld met menselijke gesteldheden. Zulke strofen werken natuurlijk ook goed op het podium: je hoort de repeterende klanken en voelt de spanningsopbouw naarmate er meer elementen worden opgesomd. Dit gedicht eindigt met een ‘grap’ die eveneens overtuigt bij poetry slams: waar Michiels in de eerste strofe van haar moeder te horen kreeg dat ze een ‘vrolijk gedicht was’, moet ze uiteindelijk concluderen dat haar moeder destijds fataal fluisterde dat ze een ‘olijk gezicht had’. Het is spelen met taal en klank, maar tegelijkertijd gaat er een emotionele betekenis achter schuil.

Michels houdt ervan om beelden te schetsen waarvan de metaforiek en symboliek steeds verder wordt verkend. Opvallend is dat ze hierin geen sluiers opwerpt om de betekenis te verhullen, maar de beeldspraak juist goed te volgen is en duidelijk maakt wat ze wil zeggen.

Fietsen draven als opgejaagd wild door de stad
hangen later aan haken in te nauwe studentengangen
pas geschoten rendieren hun geweien stuurs in elkaar gehaakt
terwijl het buiten hagelstormt lekken de kadavers uit
boven brandt het vuur op een schapenvel van Ikea
scherpen twee jagers zich aan de nacht

Die jagers komen niet uit het niets: ze liggen al die tijd op de loer om het wild af te slachten.

Vaak handelt de poëzie van Carmien Michels over persoonlijke problematiek of de uitwassen van haar generatie. Af en toe maakt ze het speelveld breder en sluipt er politiek engagement in haar gedichten, wat niet vanzelfsprekend is voor alle hedendaagse podiumdichters. Eerst is er de jeugdige herinnering aan 9/11, waarbij de brute realiteit ineens de belevingswereld van de scholier doet opschudden:

De dag dat een tennisbal je oog uitkoos
de toren van Babel voor een vliegtuig boog
wij allemaal verstomd toekeken
hoe hij in duizend talen ontvlamde

Het is een eerste, korte strofe die indruk maakt door zijn gelaagdheid: eerst de vergelijking met het gevaar voor een jongere op het schoolplein, daarna de instortende toren van Babel als instituut van het vrije westen en het teisteren van de goden, de machteloosheid bij zo’n onvoorstelbare daad, en tot slot de kiem van de conflicten tussen de duizenden groepen die sindsdien met elkaar verwikkeld zijn in een strijd waarin men elkaar niet verstaat en begrijpt.

Waar dit een treffend voorbeeld van Michels impliciete engagement is, deinst ze er echter ook niet voor terug om grote woorden te gebruiken en een standpunt in te nemen waar het netelige vraagstukken betreft. Het meest exemplarisch hiervoor is haar prachtige gedicht ‘Het begon’, waarin ze met elke strofe een vluchtverhaal van vluchtelingen door de eeuwen heen vertelt: van Syrische jongens in 2012 tot Rwandese vrouwen in 1994 en een Pools gezin in 1883, tot de oude Egyptenaren aan toe. Michels beschrijft migratie als een golfbeweging die de mens eigen is en ons met elkaar verbindt, zolang we elkaar de helpende hand bieden.

Het stopt niet met Europa
die haar grenzen aan een stier met rode vlag verkocht
Het stopt niet met reddingsmissies als mensensmokkel afgeblaft
Het stopt niet met de haatkreet die op de volgende aanslag wacht
Het klopt niet de Middellandse Zee als massagraf

Op het podium zet ze deze briljante strofe kracht bij door zichzelf op de borst te slaan, maar eigenlijk is dat overbodig, op papier overtuigt zowel de klank als boodschap ervan evengoed.

Hoewel Michels meestal op de gebaande paden blijft, verrast ze af en toe met een gedicht dat daarvan afwijkt. Zo is daar ‘To kill or not to kill’, waarin ze het plotse verlangen krijgt om haar geliefde te vermoorden. Dit gaat niet alleen gepaard met grof poëtisch taalgeweld, maar ook met andere zaken die volgens God en de heersende moraal not done zijn.

Verboden woorden te gooien naar minderheden
ze bij de pussy’s te grabben tijdens een vrouwenmars
en alsof het om een auditie bij Jan Fabre ging
een begrafenis van een kind binnenrennen in adamskostuum
klaarkomen op de rouwprent

Het moge inmiddels duidelijk zijn dat Carmien Michels veel meer is dan alleen Nederlands en Europees kampioen Poetry Slam (en derde op de WK in Parijs). Ook met de pen in haar hand weet ze woorden op papier te zetten die zinderen, fijne ritmes en klanken teweegbrengen, en je tevens doen nadenken over jezelf en de wereld om ons heen. De verzen in haar kloeke debuutbundel zijn veelzijdig genoeg, en de toegankelijke beeldspraak en de helderheid van haar relevante verhalen is ook een bijzonder prettig gegeven. Een sprankelende dichter om te gaan zien, maar zeker ook fijn om te lezen.

Willem Goedhart

Carmien Michels – We komen van ver. Polis, Antwerpen. 80 blz. € 19,99.