Per ongeluk schrijver

Na dertig jaar als auteur geleefd te hebben lijkt het moment daar: de bekende Japanse auteur Haruki Murakami geeft inzicht in zijn poëtica. In zijn nieuwste boek zet hij uiteen wat het vak van auteur volgens hem inhoudt. Van een hoger ingegeven inzicht, artistieke roeping of Hemingway-achtige escapades is geen sprake, want schrijven is in de eerste plaats een ambacht die discipline en wilskracht vergt. De bundeling van deze bespiegelingen heeft hij dan ook de veelzeggende titel Romanschrijver van beroep meegegeven. Voor het eerst laat Murakami zijn eigen stem klinken, door op bescheiden toon over zichzelf te schrijven. En deze stem had wel wat luider gemogen.

Wanneer een gelauwerd auteur een bezinning op zijn eigen schrijverschap geeft, is de kans dat hij het er zonder arrogantie vanaf brengt vrij klein. Als internationale bestsellerauteur heeft Murakami zich geen eenvoudige exercitie op de hals gehaald. Toch slaagt hij hier met vlag en wimpel in. Zijn bescheidenheid neemt echter zulke grote vormen aan, dat het boek een eigenaardige leeservaring wordt en dikwijls op de zenuwen werkt.
Een voorbeeld. In het hoofdstuk ‘Hoe ik romanschrijver werd’ beschrijft de auteur hoe zijn carrière van start ging. Samen met zijn vrouw runde hij een jazzbar. Ze waren straatarm, het was hard werken om rond te komen, er was geen verwarming en ’s nachts klampten zelfs hun vier katten zich wanhopig aan hen vast voor warmte. Waarom Murakami dit laatste detail deelt is een raadsel, maar de toon is gezet: Dickens had het niet beter kunnen schetsen. Voortgestuwd door een verlangen op te schrijven wat er in hem opkwam, schreef Murakami in de avonduren zijn eerste roman met pen en papier, ruitjespapier welteverstaan. Naar eigen zeggen had hij geen flauw idee hoe je een roman moest schrijven en deed hij maar wat. Toch was het hem na een paar maanden zowaar gelukt ‘iets van die aard te schrijven.’ Op een zondagmorgen werd hij tot zijn grote verbazing gebeld door een redacteur van het literaire maandblad Gunzo, met de mededeling dat zijn roman genomineerd was voor de Debutantenprijs:

Ik was als het ware de uitdaging aangegaan en had gewoon neergekrabbeld wat in me opkwam. Ik had dan ook nooit gedacht dat zo’n werk zou worden genomineerd. Ik had niet eens een kopie gemaakt van het manuscript. Als het dus niet was genomineerd, zou het boek waarschijnlijk voor eeuwig verloren zijn gegaan.

Hij won de Debutantenprijs. Zo simpel kan het zijn: met ruitjespapier en al struikelde Murakami de literaire wereld in.

Wie verwacht dat zijn betoog vanaf dit moment wat zelfverzekerder klinkt, komt bedrogen uit. De auteur blijft vakkundig de poten onder zijn eigen succes vandaan zagen. Zo beschouwt hij zichzelf ‘zeker niet als bijzonder begaafd.’ En hoewel hij prijs na prijs heeft gewonnen, heeft hij nooit gedacht dat hij ook maar over enig talent beschikt. Aspirant-schrijvers zouden haast ontmoedigd raken. Murakami haalt consequent zijn eigen beroepsgroep onderuit, totdat het auteurschap in feite niets meer voorstelt. Hij weet het te reduceren tot een beroep waarbij men zomaar schrijft wat in hem opkomt – maar wel op zeer gedisciplineerde wijze. Al te veel scherpzinnigheid, kennis of intelligentie komt er bovendien niet bij kijken. ‘Het schrijven van fictie is geen bezigheid die is weggelegd voor al te scherpzinnige mensen’ drukt hij de lezer op het hart. Zelf beschikt hij dan ook over een minimum van dit alles. Een roman is namelijk een zeer traag genre en het schrijven en interpreteren ervan vereist een traag bewustzijnsvermogen. Dat is ook de reden waarom literaire critici bepaalde romans niet begrijpen: hun brein werkt te snel, in vergelijking met dat van de niet zo snuggere auteurs.

Aangemoedigd door dit bescheiden compliment, ploegt de recensent zich door de reeks van verontschuldigingen, zelfondermijnende uitspraken en het gebagatelliseer heen. Maar zoals Murakami zei: hard werken loont, want zowaar dient zich daar een hoofdstuk aan dat de lezer moed geeft. Het hoofdstuk ‘Over school’ vormt eindelijk het type zelfverzekerde betoog, waar het in de rest van de uiteenzetting aan ontbreekt. De auteur breekt namelijk op overtuigende wijze een lans voor vrijheid en creativiteit in het Japanse onderwijssysteem. Het zal de lezer niet verbazen dat Murakami naar eigen zeggen een vrij beroerde leerling was. Hij had ‘een broertje dood’ aan het educatieve systeem en na afloop van zijn schooltijd meende hij dat een mensenleven onmogelijk nog saaier kon worden dat dit. Met de woorden ‘nieuwsgierigheid is alles’ betoogt Murakami dan ook vurig om de verbeelding terug te brengen in het onderwijssysteem, waarbij hij zelfs een connectie maakt met een aantal misstanden in de maatschappij. En ineens is daar de Murakami waar de lezer op wacht! Eindelijk is daar de scherpzinnigheid en humor waarmee de auteur bewijst wel degelijk over een grote mate van kennis en inzicht te beschikken. Helaas eindigt ook dit hoofdstuk op zijn eigen kenmerkende wijze. ‘Ziedaar mijn mening als een romanschrijver,’ besluit hij zijn betoog. ‘Nou ja, niet dat mijn mening wat uitmaakt, neem ik aan.’

Tara Neplenbroek

Haruki Murakami – Romanschrijver van beroep. Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen. 254 blz. € 21,99.