Een als biografie vormgegeven tragedie

‘De lokroep van de tropen’ is de titel van een van de hoofd≠stukken van Jan Brokkens vorige boek, de imposante roman De blinde passagiers. Het zou evengoed het motto van dit schrijversschap kunnen zijn, want dat Jan Brokken iets met de tropen heeft, blijkt uit bijna zijn gehele literaire werk —

intussen alweer een aardig stapeltje boeken vormend. Brokkens nieuwe boek, De droevige kampioen, speelt zich af op Curaçao.

‘De meeste feiten in dit boek,’ lezen we op bladzijde 8, ‘zijn aan de werkelijkheid ontleend, maar De droevige kampioen is een roman, en alle karakters zijn zodanig weergegeven dat ze geen enkele overeenkomst met bestaande personen vertonen […].’

De vraag is natuurlijk hoe je aan de werkelijkheid ontleende feiten kunt weergeven zonder dat de bij die feiten horende personen herkenbaar worden. Feiten zijn te verifiëren. Neem politieke feiten — een belangrijke datum in het boek is 30 mei 1969, de dag waarop in Willemstad op Curaçao een grote opstand uitbrak (twee politici komen wél herkenbaar en onder eigen naam in het boek voor). Maar ook sportieve feiten vallen na te pluizen — wie waar en wanneer tafeltenniskampioen werd, bijvoorbeeld.

Nu wil ik best aannemen dat Riki Marchena, de droevige kampioen in kwestie, een fictieve figuur is. Maar welk spel speelt de schrijver dan met ons als hij ons in een voetnoot op bladzijde 146 wil laten geloven dat Riki ‘hier’ twee gebeurtenis≠sen door elkaar haalt. Hoe kan een romanfiguur zich zo vergissen dat de schrijver zich genoopt ziet om in een voetnoot commentaar op zijn herinneringen te leveren? Als het een poging is om het boek een grote mate van authenticiteit te verlenen, waarom die dan al bij voorbaat ontkracht door te benadrukken dat de personages fictief zijn?

Oral history

Deze vragen worden opgeroepen door de vorm waarin Jan Brokken zijn roman heeft gegoten. De vorm is die van de biografie waarin de biograaf een aantal mensen (inclusief de gebiografeerde zelf) herinneringen laat ophalen aan leven en werken van de gebiografeerde, herinneringen die door de biograaf worden gestileerd en gerangschikt. Uitspraken van de een worden door de ander gerelativeerd waardoor de beschrevene in vele facetten aan de orde komt. De conclusie wordt aan de lezer gelaten. Oral history, een vorm van biografie-schrijven die vooral in Angelsaksische landen populair is.

In de vijfenzeventig hoofdstukken die het boek telt, wisselen twaalf sprekende personen elkaar af in hun verhaal over de teloorgang van Riki Marchena, de droevige kampioen. Tafeltenniskampioen, om precies te zijn. Ooit begonnen als veelbelovend tennisser, maar door zijn zwakke plek, zijn achillespees, genoodzaakt om het succes op kleiner formaat af te dwingen. Toch brengt het tafeltennis hem over de hele wereld, en wordt hij dé held van de Antillen. Na een overwinning in de Verenigde Staten wordt hij binnengehaald op Curaçao als was hij de messias. Zijn immense populariteit is zijn loon voor zijn talent en zijn doorzettingsvermogen.

Zijn doorzettingsvermogen dankt hij weer aan zijn angst te verliezen. Hij móet winnen. Verloren heeft hij al genoeg: zijn vader die in een vlaag van woede zijn moeder neerstak en daarna enkele slokken zoutzuur dronk; zijn moeder die het overleefde maar een nieuw leven met een nieuwe man begon op Aruba. Deze traumatische ervaringen verhinderen Riki ook om een vaste relatie met een vrouw te beginnen: veel te bang is hij dat hij wordt verlaten.

Succes schept verplichtingen die hij uiteindelijk niet aankan. Hij adviseert dan ook: ‘Schop het niet te ver in de wereld.

Rondom de held wordt alles tragedie.’ (De cursivering van deze sleutelzin in het boek is van Jan Brokken.) Elders zegt Riki: ‘Hoe ver ik het ook mocht schoppen, ik zou altijd iets van een straathond blijven houden.’ Uiteindelijk blijken deze woorden een selffulfilling prophecy. De held vervalt als crackverslaafde tot de bedelstaf.

Een interessant vormgegeven klassieke tragedie tegen een interessante achtergrond. 

Frank van Dijl

Jan Brokken – De droevige kampioen. Atlas.

Deze recensie verscheen eerder in Algemeen Dagblad, 26 november 1997.