Verdwijnen in een spiegelkast

Een sluitende definitie voor het Amerikaanse begrip ‘loser’ bestaat niet, maar de personages uit de boeken van Jonas Karlsson dingen zonder twijfel wel altijd mee naar de titel. Dat geldt ook voor de ik-figuur uit de korte roman Het circus. Hij verdient zijn geld als verkoper op de broodafdeling van een warenhuis en doet thuis in zijn ogen gewichtige dingen met zijn verzameling vinylplaten. Denk hierbij aan het dilemma waar je verzamelplaten moet neerzetten in je platenkast. In eerdere Karlsson-romans leerden we onder meer al een neurotische einzelgänger op een kantoor en een apathische videobandenverhuurder kennen.

De obsessie met ‘goede’ en ‘foute’ popmuziek van de protagonist uit Het circus moet wel stammen uit zijn basisschooljaren, toen je ofwel synthpopfan was ofwel hardrockfan. Daartussenin zat niets. ‘Als je niet zelf koos, dan koos er wel iemand anders voor je’ schrijft de ‘ik’, om er aan toe te voegen ‘als je geen hardrocker was, werd je automatisch een synthpopfan’. Hardrock was er voor de (zelfbenoemde) ‘winnaars’, alles daarbuiten voor de kneusjes.

Lekker belangrijk, kun je zeggen, maar ook in het latere leven blijft popmuziek, en de volgens hem ordenende betekenis daarvan, zijn bestaan beheersen. Hij lijkt zichzelf zelfs de zinloze levenslange opdracht gegeven te hebben te bewijzen dat er ook kwaliteitspopmuziek bestaat die niet tot de hardrock behoort. Zonder walkman, het ultieme muziekstatussymbool in zijn schooljaren, voelde hij zich kwetsbaar. En dat gevoel is nooit verdwenen. Om zichzelf trouw te kunnen blijven, moet hij ook van meisjes niets hebben:

[…] En zelfs al vind je dat ze knap en cool is en zo, er komt altijd een hoop ellende, hoe je het ook wendt of keert. Ruzie over wat en wanneer je gaat eten, met wie je omgaat en waarom je de platenverzamelingen niet wilt samenvoegen.

In die vroege periode, de jaren tachtig van de vorige eeuw, werd zo de basis gelegd voor een heel beperkt leven. Maar net als in Karlssons eerdere romans, voelen de personages zich niettemin volkomen tevreden met hun overzichtelijke beslommeringen. Ook de vrienden van de ‘ik’ behoren tot de categorie kleine scharrelaars. Onder hen is Magnus, die hem volkomen onverwacht mee vraagt voor een bezoekje aan een circus. Geen traditioneel piste-circus, met leeuwen en trapezes, maar meer een ‘theatrale happening’.

Magnus zit er te genieten van het gebodene, terwijl de ‘ik’ zich verbaast over de onnodigheid van het eeuwige gezwoeg in glitterpakjes:

Ik had meteen spijt, want zodra we op het circusterrein aankwamen, begon ik ‘Love and Marriage’ van Frank Sinatra te neuriën, en ik weet dat het altijd misgaat als ik dat in mijn hoofd krijg. Het is een soort voorteken: mijn onderbewuste vertelt mijn bewustzijn dat er iets niet in orde is.

En dat onheil komt al snel, als Magnus zich aanmeldt als vrijwilliger bij een goochelnummer. Ene Mr Magic Bobbi, laat Magnus plaatsnemen in een spiegelkast, waarna hij hem wegtovert. De spiegelwerking speelt, zo blijkt later, een cruciale rol in dit verhaal. De hele tent is enthousiast over de truc, maar Magnus blijft vreemd genoeg onvindbaar. Niet alleen tijdens de rest van het nummer, maar ook na de pauze, zelfs als het terrein leegstroomt en de dagen en weken erna.

Het is het begin van een surrealistische zoektocht, die de ‘ik’ onder meer naar Magnus’ appartement brengt, waar hij niet lijkt te zijn en het verlaten circusterrein, waar niets eraan herinnert dat er ooit iets heeft plaatsgevonden. Hij belt tevergeefs Magnus’ nummer, zijn andere vrienden, komt zelfs het ergste (hardrock)pestjongetje uit zijn lagere-schooltijd tegen. Het zijn gastrollen van personen, die op een vage manier suggereren dat ze hier meer van weten, maar geen enkele inspanning helpt mee het raadsel op te lossen.

Karlsson is in staat in steeds toegankelijke, lichte zinnen een surrealistische, enigszins benauwende sfeer te creëren, die naarmate het verhaal vordert steeds meer de indruk wekt dat de ‘ik’ aan wanen lijdt. Door permanent naar muziek te luisteren, liet hij al vanaf jonge leeftijd de wereld om zich heen verdwijnen, terwijl hij later zelfs communiceert met popsongs. En bij een bezoek aan een vroegere schoolkameraad, die nu een praktijk als vaag soort psychotherapeut heeft, lijkt diens spreekkamer zelfs verdacht veel op het door verder niemand waar te nemen ‘raamloze kamertje naast de toiletten’ uit Karlssons eerdere roman De kamer. Zo grensoverschrijdend kan het lichtvoetige surrealisme van deze Zweedse schrijver dus gaan.

André Keikes

Jonas Karlsson – Het circus. Vertaald uit het Zweeds door Geri de Boer, Atlas Contact, Amsterdam Antwerpen. 160 blz. €18,99.