Er schuurt iets

Schrijfster Sally Rooney heeft afgelopen maand als jongste schrijfster ooit de meeste prestigieuze prijs voor Britse en Ierse schrijvers, de Costa Novel Award, gewonnen voor haar tweede roman Normal people. Ook buiten het Engelse taalgebied wordt Rooney gezien als het nieuwe wonderkind aan het literaire firmament. In Nederland viel haar enkel lof te beurt in recensies in de Volkskrant, Trouw, Het Parool en De Groene Amsterdammer. De verwachtingen waren vooraf dus hooggespannen, want ik zou niets minder dan een literaire sensatie gaan lezen. Dat is wellicht niet altijd een eerlijke uitgangspositie voor een roman en een lezer.

Het format van de roman is heel klassiek: een jongen en een meisje voelen zich, ondanks het klassenverschil en hun status in hun sociale omgeving toch enorm tot elkaar aangetrokken. Er ontstaat een knipperlichtrelatie. Ze voelen zich lichamelijk bij elkaar op hun gemak, ze hebben dezelfde intellectuele interesses. Als ze samen zijn, lijkt spreken overbodig. Hun diepste zielenroerselen delen ze daardoor niet met elkaar. Beiden zijn op een bepaalde manier beschadigd, maar ze laten de ander niet toe tot hun kwetsbaarheid. Ze blijven ergens een mysterie voor elkaar. De lezer raakt echter wel ten diepste betrokken bij de psyche van de Ierse buitenbeentjes Marianne Sheridan en Connel Waldron. Wij leven van meet af aan mee met de gedachtes en gevoelens van twee adolescenten. Aan den lijve ervaren wij hun eenzaamheid, breekbaarheid en hun wederzijdse onbereikbaarheid. Rooney speelt een vernuftig spel met de tijd. Het verhaal beslaat vier jaar tijd (vanaf 2011), maar door de vele tijdssprongen voorwaarts met korte flashbacks heb je het boek in een vloek en een zucht uit. Je wenst hen elkaar, juist omdat ze elkaar, zonder dat te weten, zoveel te bieden hebben. Het is een universeel coming-of-ageverhaal dat je weemoedig stil doet staan bij je eigen eerste liefde.

En toch schuurt er iets na het lezen. Dat zit hem niet alleen in het teleurstellende moraliserende einde, of in de kale, van originele beeldspraak gespeende schrijfstijl maar ook in het hyperbewustzijn van deze twee jongeren. Om met het laatste te beginnen. In het eerste hoofdstuk zitten Connell en Marianne vaak samen in de keuken van Mariannes huis te praten. Connell doet voorkomen dat hij zijn moeder komt halen die bij Marianne schoonmaakt, maar feitelijk komt hij voor haar.

Connell leek te begrijpen hoe ze over school dacht; hij zei dat hij haar mening graag hoorde. Die hoor je op school anders vaak genoeg, zei ze. Hij antwoordde zakelijk: Maar op school doe je anders, zo ben je niet echt. Hij leek te denken dat Marianne de beschikking had over een heel scala aan identiteiten waar ze moeiteloos tussen heen en weer schakelde. Dat verwonderde haar, want meestal voelde ze zich opgesloten in één persoonlijkheid en dat was altijd dezelfde, wat ze ook deed of zei. Ze had vroeger wel geprobeerd anders te zijn, bij wijze van experiment, maar dat werkte nooit. Als ze bij Connell anders was, dan zat dat verschil niet binnen in haar, in haar persoon-zijn, maar tussen hen, in hun dynamiek. Soms maakte ze hem aan het lachen, maar op andere dagen was hij zwijgzaam, ondoorgrondelijk, en dan voelde ze zich na zijn vertrek high, nerveus, vol energie en tegelijk helemaal leeg.

Bij dit soort passages ervaar ik een complete overbodigheid voor mij als lezer. Alles is al ingevuld, ingekleurd en bepaald. Ondertussen roept de ongerijmdheid van het hyperbewuste innerlijke leven en het ongekend-zijn door de ander vragen op. Hoe kan het dat ze zichzelf zo goed kennen, dat ze diepzinnige literatuur lezen, maar dat ze daar niet over kunnen praten met elkaar? Als ze talig zo sterk zijn dat ze het kunnen denken, dan kunnen ze er toch ook over spreken? Nu voelen dit soort passages als niet meer dan een manipulatietechniek om mij als lezer een slim gevoel te geven.

Wellicht heeft hun paradoxale hyperzelfbewustzijn te maken met de manier waarop jongeren zichzelf positioneren op sociale media, met de zelfbedachte pose in de buitenwereld. In de roman zelf spelen mobieltjes, internet en sociale media echter een minieme rol (minder dan vijf keer komen ze aan bod). Sterker, deze roman doet heel vaak aan alsof die van vóór het digitale tijdperk is. Het epitheton ‘schrijfster van de snapchatgeneratie’ dat Rooney in de pers heeft gekregen, begrijp ik op basis van Normale mensen dan ook niet. Of is het feit dat ik me dit afvraag, de portee van de schrijfster?

En dan het einde van de roman. Connell blijkt de mogelijkheid te hebben om naar New York te gaan, voor een master creatief schrijven. Hij had Marianne daar niets over verteld, omdat het hem onwaarschijnlijk leek dat hij zou worden gekozen. Marianne voelt zich buitengesloten. Waarom heeft hij die inschrijving wel gedeeld met een ander meisje en niet met haar?

Sorry, dat ik niets had gezegd, oké? zegt hij. Soms schaam ik me om dat soort dingen te vertellen omdat het zo stom lijkt. Ik kijk eerlijk gezegd nog steeds erg naar je op, ik wil niet dat je denkt, ik weet niet, dat ik mezelf voor de gek hou.
Ze knijpt in haar haar in de handdoek en voelt de grove, korrelige structuur van de lokken.
Je moet het doen, zegt ze. Naar New York, bedoel ik. Je moet het aannemen, je moet gaan.
Hij zegt niets. Zij kijkt op. De muur achter hem is geel als een klont boter.
Nee, zegt hij.
Je kunt vast wel een beurs krijgen.
Waarom zeg je dat? Ik dacht dat je komend jaar hier wilde blijven.
Ik kan toch hier blijven als jij daarheen gaat, zegt ze. Het is maar voor een jaar. Ik vind dat je het moet doen.
(…)
Belachelijk, zegt hij. Zonder jou ga ik niet naar New York.
Zonder jou zou ik niet eens hier zijn.

Rooney excelleert in het schrijven van dit soort dialogen waarin het wringt, waarin je het ongemak en de afstand tussen twee individuen ondervindt. De gedachte die Marianne ontwikkelt na de zin ‘Zonder jou zou ik hier niet een zijn’ is me daarentegen te pedant en belerend:

Dat is waar, denkt ze. Dan zou hij heel ergens anders zijn en een ander soort leven hebben. Hij zou zelfs anders tegenover vrouwen staan en zijn aspiraties in de liefde zouden anders zijn. En Marianne zelf zou ook een heel ander iemand zijn. Zou ze ooit gelukkig zijn geworden? En wat voor geluk zou dat dan zijn geweest? Al die jaren zijn ze twee plantjes in hetzelfde stukje grond geweest, helemaal om elkaar heen gegroeid, ze hebben zich in bochten gewrongen om plaats voor elkaar te maken en de onwaarschijnlijkste houdingen aangenomen. Maar uiteindelijk heeft ze iets voor hem betekend, ze heeft een nieuw leven mogelijk gemaakt en daar zal ze altijd een goed gevoel aan overhouden.

Als lezer moet ik bepaalde lessen uit de roman halen. Naast de bovenstaande over het nut van een eerste liefde (die op de laatste pagina nóg meer wordt aangezet door Rooney), bijvoorbeeld ook over de nog immer aanwezige invloed van klassenverschil op het leven, over dominantie in relaties of over de niet-aflatende, schadelijke gevolgen van slecht ouderschap. Goede literatuur zet me aan het denken, opent vensters en laat me mijn eigen conclusies trekken. Ik houd er niet van als mij wordt gedicteerd wat de geleerde les voor de personages is. Dat maakt het gelezene plat en eenduidig. Het is mij bij deze roman vergaan zoals Joost de Vries Hanya Yanaghira’s Een klein leven ondervond. Hij sloeg de spijker op zijn kop in zijn recensie in De Groene Amsterdammer: ‘Dat een boek je raakt, betekent nog niet dat het literair goed is. Je moet het effect niet voor de kwaliteit aanzien.’

Miriam Piters

Sally Rooney – Normale mensen. Vertaald door Gerda Baardman. Ambo|Anthos, Amsterdam. 254 blz. € 20.99.