Het leven als ongeneeslijke ziekte

De eerste zin van Eustace Chisholm & consorten van de in Nederland volslagen onbekende Amerikaanse schrijver James Purdy (57)* kan worden gelezen als de levensbeschouwing die aan deze roman uit 1967 ten grondslag ligt. In de vorig jaar verschenen voortreffelijke Nederlandse vertaling van Thomas Graftdijk luidt deze aanhef: ‘De straat van Eustace Chisholm, met het Tehuis voor Ongeneeslijk Zieken aan de zuidkant, en de tramlijn naar het westen, kwam in het oosten uit op het blauwe, woelige en onmetelijke Michiganmeer.’

To go west is een slang-uitdrukking voor sterven: het westen is het onvermijdelijke einddoel van het leven. Het woord tramlijn geeft aan dat er maar één weg naar het einde is: er kanniet van worden afgeweken. In deze optiek staat het blauwe, woelige en onmetelijke Michiganmeer voor het begin van het leven.

Blauw (Amerikaans blue: bedroefd, en hier vooral: treurig), woelig en onmetelijk is ook het verleden waarvan ons bestaan het product is. Tussen het Michiganmeer en het eindpunt van de tramlijn in het westen ligt het Tehuis voor Ongeneeslijk Zieken: het leven tussen geboorte en dood is een ongeneeslijke ziekte.

De personen in dit boek beantwoorden stuk voor stuk aan deze misschien wat sombere, maar toch niet geheel van realiteitszin verstoken visie op het aardse bestaan. Ze hebben van het leven niets te verwachten, ze weten dat ze niets te verwachten hebben en ze hebben dus geen verwachtingen. Slachtoffers zijn het: slachtoffers van hun tijd, slachtoffers van hun relaties en slachtoffers van zichzelf. Als water uit het Michiganmeer loopt het leven hen door de vingers.

Eustace Chisholm & consorten speelt in de tweede helft van de jaren dertig, midden in de economische crisis, aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog. De consorten uit de titel zijn mensen die door hun leven getekend zijn; de belangrijkste consorten zijn Amos Ratcliffe en Daniel Haws. Eustace Chisholm vertolkt in de roman vooral de rol van intermediair: hij is de man in wie alle draadjes samenkomen.

Hij verbeeldt zich dichter te zijn. Op oude kranten schrijft hij een lang episch gedicht over de Amerikaanse oerstammen. Zijn huwelijk is mislukt: zes maanden voordat het verhaal begint, heeft zijn vrouw Carla hem verlaten, maar op een van de eerste bladzijden keert zij terug. Haar plaats is inmiddels ingenomen door de handelsreiziger Clayton Harms, die echter spoedig het veld ruimt. Homoseksualiteit is in het boek een belangrijk thema.

Amos en Daniel vormen een paar apart. Amos heeft een kamer bij Daniel gehuurd. Die brengt als slaapwandelaar nachtelijke bezoeken aan het bed van zijn huurder. De onwaarschijnlijk mooie Amos, een jongen van zeventien die Eustace de beginselen van het Grieks bijbrengt, en de stoere bink Daniel, die uit het leger deserteerde, zijn verliefd op elkaar, maar Daniel durft dit niet te accepteren.

Als om te benadrukken dat Daniel in seksueel opzicht niet is wie hij altijd dacht dat hij was, laat de schrijver ons getuige zijn van een abortus bij de schilderes Maureen O’Dell, die van Daniel in verwachting was geraakt.

Dat Amos en Daniel namen dragen van profeten uit het Oude Testament kan geen toeval zijn. Over beiden hangt een sfeer van onheil; op bladzijde 14 zegt Chisholm over hen: ‘Daar lopen de hel en de verdoemenis, zowaar als ik Ace Chisholm heet.’

Ook in andere opzichten valt een vergelijking te maken met bijbelse thema’s.’In zijn jeugd: ziet Amos een processie van de Ku Klux Klan langs zijn huis komen. Met hun puntmutsen op lijken de Klan-leden op de sprinkhanen uit het visioen van de profeet. Daniël werkte in een kolenmijn: vergelijk de leeuwenkuil van zijn oudtestamentaire tegenhanger.

Dat het met beiden slecht afloopt, is vanaf het begin van het magistrale boek duidelijk. Herhaaldelijk worden er toespelingen gemaakt op hun onfortuinlijke toekomst. De oorspronkelijke titel van het boek sluit beter aan op deze interpretatie: Eustace Chisholm and the works,waarin ‘works’ gelezen kan worden als: werken van barmhartigheid. Op zijn manier spant Eustace Chisholm zich in om het naderende onheil af te wenden, maar zijn pogingen lopen telkens op niets uit.

Hij is zelfs direct schuldig aan de dood van Amos, die hij op pad gestuurd had om zich te prostitueren. Eerder had Amos zich verhuurd aan een miljonair, nadat hem duidelijk was geworden dat Daniel nooit zou toegeven verliefd op hem te zijn. Daniel had zich intussen weer gemeld bij het leger, waar een duivelse kapitein hem en zichzelf de dood injaagt. Seksualiteit en dood liggen in elkaars verlengde.

Keren we nog even terug naar de eerste zin waarin het leven wordt beschouwd als een ongeneeslijke ziekte. Hiervan is die gefrustreerde seksualiteit het meest in het oog lopende symptoom. Geen van de personen in Purdy’s boek weet met zijn seksualiteit om te gaan. leder streeft naar verlossing; Amos en Daniel vinden die in de dood, Eustace in de verzoening met zijn vrouw en het afschudden van het dichterschap.

Eustace Chisholm & consorten is een krachtige, beklemmende roman over doem, onheil, voorbestemming. James Purdy schuwt de gruwelijke details niet. Zijn sfeertekening is scherp. Dat het boek is opgedragen aan onder anderen de Amerikaanse toneelschrijver Edward Albee zal in dit verband geen verbazing wekken.

Frank van Dijl

James Purdy – Eustace Chisholm & consorten. Uit het Engels vertaald door Thomas Graftdijk, Athenaeum-Polak & Van Gennep.

Deze recensie verscheen eerder in Het Vrije Volk van 28 maart 1980.

* James Purdy heeft altijd volgehouden dat hij was geboren in 1923. Zijn vriend en secretaris John Uecker onthulde na Purdy’s dood op 13 maart 2009 dat hij in werkelijkheid stamde uit het jaar 1914. Hij was dus niet 57 toen deze recensie verscheen, maar 66.