‘Het heeft heel lang geduurd voordat het voor mijzelf duidelijk werd, hoe ik deze roman moest aanvliegen’

‘Het begon allemaal met een zwart-wit fotootje van mijn oudtante dat ik weer van haar tegenkwam. De geheimzinnigheid die haar omgaf, is me altijd bijgebleven.’

Brad Watson (1955) is opgegroeid in een klein dorp in Mississippi. Hij publiceerde twee bundels met korte verhalen en twee romans, waarvan de nieuwste, in het Nederlands vertaald als Juffrouw Jane, door boekhandels en jury’s van literaire prijzen in het hart werd gesloten. Niet verwonderlijk, want Watson maakt adequaat gebruik van het rurale decor, het contrast met de stad, hanteert een ogenschijnlijk simpel idioom dat zorgt voor een aangename cadans. Alles staat in het teken van de ontwikkeling van het hoofdpersonage miss Jane. Een vrouw met, op z’n zachtst gezegd, een lichamelijk ongemak dat haar ongeschikt maakt voor de fysieke liefde, voor de rol van moeder, die vrouwen in de negentiende, begin twintigste eeuw nog vrijwel uitsluitend hadden, zeker op het platteland.

Maar Jane groeit allerminst op als slachtoffer, laat zich niet op voorhand beperken door haar incontinentie, haar ‘cloaca’. Ze wil naar school, naar dansavonden, beleeft een eerste vluchtige liefde. Eigenlijk is Jane vrijer dan haar leeftijdsgenoten. Juffrouw Jane is een monument voor de doorzetter, voor de overlever. Tegelijkertijd schetst Watson haarscherp de reacties van haar omgeving. Haar oudere, pragmatische zuster, haar botte vader, haar bij tijd en wijlen door depressies geplaagde moeder. En dan is er gelukkigerwijs nog dokter Thompson, haar reddingsboei, die haar een leven lang onvoorwaardelijk steunt, mede verantwoordelijk is voor haar levenslust.

Een schrijver heeft doorgaans maar heel weinig inspiratie nodig. Miss Jane is gebaseerd op Brad Watsons oudtante, die hij als jongetje éénmaal kort heeft ontmoet. Ze was toen al op leeftijd.
Watson: ‘Hoe langer je schrijft, hoe belangrijker de vorm wordt waarin je een verhaal giet. Het is een beetje ironisch dat de roman uiteindelijk plotgedreven is geworden. Ik had een verhaal van een meisje dat tegen wil en dank opgroeit tot een wilskrachtige vrouw, in een ruraal, zeer dunbevolkt gebied. Tegelijkertijd had ze die aandoening, die misvorming die eigenlijk contact met anderen, behalve directe familie, onmogelijk maakt. Een aantal zaken schoten mij te hulp: ten eerste de natuur, waarin ze zich ondanks alles toch compleet voelt. Volgens overlevering was ze ongewoon nieuwsgierig, in de positieve zin van het woord. Ze zoog de wereld als het ware op. Daarnaast kon ik haar belichten vanuit andere perspectieven. Dokter Thompson had in eerste instantie een minieme rol, maar werkte zich bij mij op organische wijze naar binnen. Op een bepaald moment dreigde hij mijn roman over te nemen, het allerbelangrijkste personage te worden. Ik heb er wel enige tijd over gedaan voor ik wist hoe ik hem gedoseerd kon gebruiken.’

‘Mijn moeder groeide in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw op in het diepe zuiden van Mississippi, op net zo’n boerderij als in de roman beschreven. Haar oudtante woonde vlakbij, aan het einde van de weg. Mijn moeder heeft me heel veel verteld over haar tijd daar. Mijn oudtante is geboren in 1888. Het leven in haar tijd en in die van mijn moeder verschilde niet zo veel. In principe is in die gebieden tot aan de jaren zestig, zeventig weinig veranderd. Ja, er kwam stroom, en vanaf 1915 reden er weleens auto’s rond, maar de mentaliteit bleef hetzelfde. Is nog steeds grotendeels in stand. Uit de verhalen van mijn moeder kon ik ook destilleren dat Jane zichzelf heel open presenteerde. Ze was dol op kinderen, speelde ook toen ze volwassen was liever met hen in de zandbak. Kinderen konden weleens iets zeggen over de onvermijdelijke geuren die ze afscheidde. Met volwassenen moet het erger zijn geweest. Die deden, aldus mij moeder, vaak alsof er niets aan de hand was. Dat is extra pijnlijk omdat Jane ook heel intelligent was.’

‘De enige keer dat ik haar heb ontmoet, vluchtig gezien eerder, was tijdens een familiebijeenkomst. Wij kinderen speelden buiten, de volwassenen waren binnen of zaten op de veranda. Er stopte een indrukwekkend grote auto en een zeer frêle vrouw, helemaal in het zwart gekleed, heel chique, met een zondagse hoed en een sluier stapte uit. “Dat is nu tante Jane werd er tegen me gezegd.” In de manier waarop er over haar werd gesproken, merkte je dat er iets mis was. Dat was denkelijk de schrijver in spe in me. De geheimzinnigheid is me altijd bijgebleven. Het unieke element van een mens. De natuur is vol met vreemde en mooie dingen. Dat is de uniciteit van de natuur. Heel natuurlijk dus. De mens noemt iets wat buiten het gewone valt vaak een “freak”. Maar het is juist heel integrerend, heel interessant. Hoe gaat zo iemand met de wereld om. Het heeft ook in de roman voor veel contrast gezorgd. Mijn personage is aan de ene kant heel onbevangen, op een bepaalde manier onbevreesd, aan de andere kant verzint ze imaginaire dieren om haar angst op te projecteren. Het was in eerste instantie bijna onmogelijk om niet vanuit haar constitutie, haar probleem te schrijven. Dat was een behoorlijk belemmerend filter.’

‘Maar ze werd meer en meer een personage, een mens met het hele pallet aan emoties, die toevallig de gastvrouw van het ongemak is. Ik moest het “vooroordeel” zien te overwinnen. Ik ben toen naar de plaats gegaan waar mijn moeder is opgegroeid om mijn verbeelding te stimuleren. Mijn moeder was een nakomertje, haar broers en zusters waren al volwassen. Het maakte haar als vanzelf tot een een zonderling. Haar oudere broer en zuster waren echte rebellen. Uit hun biografieën kon ik putten voor de andere personages. Het geheel zorgde voor een emotionele connectie met mijn personages. Jane was naar verluidt heel erg populair bij de jongens. Ze was mooi en had natuurlijk iets mysterieus. In hun ogen speelde ze “moeilijk te krijgen”. Maar er was natuurlijk niets te creëren. Het kon alleen maar leiden tot beschaming.’

‘Dokter Thompson is heel erg geïnteresseerd in Jane, in haar intellect, haar moed, haar uithoudingsvermogen. Er zijn mensen die mij hebben aangeraden om er een romance van te maken, maar dat vond ik niet passen. Ik zag hun relatie als oprecht platonisch, meer dan een vriendschap. De goedkope benaming is “zielsverwant”. Het is puur, zonder verwachtingen. Ik had ongeveer zo’n verhouding met mijn aangetrouwde oom, de man van mijn tante die model gestaan heeft voor Grace, de onafhankelijke, beetje boze en wilde zuster van Jane. Hij was een ouderwetse Amerikaanse macho, die helemaal niet getraumatiseerd was door zijn deelname aan de oorlog in de Pacific. Mijn vader was een handelsreiziger, altijd onderweg, en mijn oom nam me in huis. Oom en tante waren twee heel onafhankelijke types. Ze sliepen apart. Ik bivakkeerde op zijn kamer, stelde hem de nodige (levens)vragen, at met hem, leende zijn boeken. Hij leerde me omgaan met geld. Ik herinner me dat ik hem een keer om wat munten vroeg die hij uit zijn broekzak haalde. Ik kreeg het, maar hij drukte me op het hart, nooit iemand om geld te vragen. Hij was heel open, niet sensitief, veroordeelde mijn gevoeligheid echter niet. Na de scheiding van tante mocht ik hem van mijn moeder niet meer zien. Dat was waarschijnlijk mijn eerste echte trauma. Ik was te jong om weg te sluipen om hem te bezoeken.’

‘Ik heb hem nog een paar keer gezien toen ik volwassen was. Hij kwam uit een ziekenhuis met een verband om zijn hoofd. Hij meldde luchtigjes dat er een hersentumor was verwijderd. Toen ik dat aan tante vertelde reageerde ze alleen met: “Alsof hij ooit een brein heeft gehad.” Hij heeft mijn vrouw en mij uitgenodigd na de presentatie van mijn eerste boek. Hij deed erg onbehouwen. Eigenlijk had ik op dat moment een hekel aan hem. Iemand die toen ik zes was mijn hart had gebroken. Waar ik ongekend dol op was. Het was een ongekende teleurstelling, een onaangename verwijdering. Heel pijnlijk.’

‘Grace is haar hele leven teleurgesteld in mannen. Het klinkt vreemd, maar Jane heeft eigenlijk een gemakkelijker bestaan gehad, meer in evenwicht. De dokter leerde haar omgaan met de ongemakken, leerde haar begrijpen wat er precies anders was aan haar lichaam. Hij was haar reddende engel, haar coach. Zij was zijn Beatrice. De vader van Jane is iemand die helemaal niet kan genieten van het leven, een echte landbouwer, iemand die uiteraard wel emoties heeft, maar ze beslist niet laat zien. Hij heeft heel wat verschillende overlevingsmechanismen. Eentje is natuurlijk de whiskyfles. Dergelijke mannen heb ik veel meegemaakt in Mississippi. Mijn moeders vader was de inspiratie voor de vader van het personage Jane. Hij ging op zuiptochten en werd gewelddadig. Mijn moeder heeft me ooit gevraagd – wanneer ik hem als een personage in mijn verhalen zou opvoeren – om niet de mishandeling te vermelden, maar juist het oneindige drinken. In de roman geeft de vader de moeder één oorveeg. Dat heeft eigenlijk ook meer impact. Ze vertelde me veel verhalen over zijn gedrag, over zijn demonen. Een geweldige bron waaruit ik voor Juffrouw Jane kon putten. Mijn veel oudere neven die ik vroeg hoe hij eigenlijk was, antwoordden dat hij weinig zei, veel dronk en eigenlijk een hekel had aan kinderen. De mannen in onze familie, in het diep zuiden van Mississippi, waren heel business-gericht, hard, koud, pragmatisch. Een doorbraak voor mij was het moment dat de vader Jane meeneemt naar een dansavond. Daar bekijkt hij haar letterlijk, houdt haar angstvallig in de gaten, is ook trots. Vanaf toen werd hij veelkleuriger, kon ik ook sympathie voor hem opbrengen. Ik liet hem een verzekering voor haar afsluiten. Zodra de medische wetenschap gevorderd was, kon ze van dat geld worden geopereerd.’

‘Op een gegeven moment is ze te oud, de jonge liefde is allang passé. Ze heeft een comfortabel leven, wil dat niet meer overhoop halen. Waarom zou ze op haar negenenzestigste nog een risicovolle, grote ingreep laten doen. Waarom zou ze zich nog aan een traditioneel leven wagen. Er zijn genoeg mensen die wel varen bij een solitair leven. Het is ook een kracht om de druk van de omgeving te weerstaan. Mijn studenten eisen bijna dat je hun verhouding deelt die ze hebben met de wereld. Een heel individuele kijk vinden ze verdacht, beledigend, gevaarlijk. Het mooie van schrijven voor mij is dat in de loop van het werk aan een tekst, aan deze roman, de verschillende lagen ook steeds duidelijker vorm krijgen, versmelten. Er ontstaat een symbiose tussen alle personages, een wisselwerking met het decor. Een heel handig stuk gereedschap om de dokter binnen de kaders te houden, was het gebruik van brieven van zijn hand. Zo hoefde ik hem geen uitgebreide hoofdstukken te geven, maar kon ik hem via brieven aan zijn collega’s over de specifieke aandoening laten discussiëren en tegelijk op een bondige manier zijn visie laten geven op zijn wereld, zijn beleving.’

‘Wanneer je een “schrijver in de maak bent” dan weet je al jong wat je bij zal blijven, wat je eventueel kunt gebruiken. Ik heb een heleboel kinderangsten van mijzelf in de jonge Jane verwerkt. Het heeft heel lang geduurd voordat het voor mijzelf duidelijk werd, hoe ik deze roman moest aanvliegen. En toen het eenmaal duidelijk was, moest ik opnieuw heel geduldig gaan vormen, het toestaan om te integreren. Elk boek heeft nu eenmaal een eigen chemie. Je moet die de kans geven om in werking te treden.’

‘De mensen van het platteland, uit het diepe zuiden van Mississippi, hebben de neiging om weg te kijken, uit een bepaalde vorm van beleefdheid, maar vooral ook vanwege onzekerheid, een zekere onbeholpenheid om met bepaalde zaken om te gaan, die niet doorsnee zijn. Het is de reden waarom niemand echt weet wat mijn oudtante precies mankeerde. Dat is niet overgeleverd. Ik moest me zelf afvragen hoe zij bijvoorbeeld naar die dansavonden is gegaan. Daartoe heb ik zelf een tijd dorst geleden, om het gevoel van dehydratie te kunnen beschrijven. Alles voor de waarachtigheid van de tekst.’

Guus Bauer

Brad Watson – Juffrouw Jane. Vertaald door Harm Damsma en Niek Miedema. Atlas Contact, Amsterdam. 322 blz. € 21,99.

(foto: screenshot van onderstaand gesprek met Watson door een van zijn studenten aan de University of Wyoming.