Roman vol buitenbeentjes

Bob Persoon, een geslaagde (‘dat adjectief scheen erbij te horen’) voormalige horecaondernemer, besluit zijn dove broer Tom uit een zorginstelling te halen. Samen met zijn broer en Nina, een meisje dat hij kent uit een bibliotheek, besluit hij de plekken uit zijn jeugd –in Nederland, Duitsland en Oostenrijk- te bezoeken. Intussen laat hij Nederland in verdeeldheid achter: is Bob een monster of een held? Heel Nederland schijnt te debatteren over De zaak Tom. Schijnt, want De zaak Tom gaat vooral over buitenbeentjes Bob, Tom en Nina.

De zaak Tom is het romandebuut van Frank Heinen (1985). Het grote publiek kent Heinen wellicht van columns, verhalen en artikelen voor de Volkskrant, Hard Gras, De Muur en de NOS. Frank Heinen schrijft vooral over sport en media, en dat doet hij erg goed. Zijn boeken over wielrennen – o.a. Uit koers (2014)- werden lovend ontvangen, en zijn rubriek ‘Eindsignaal’ in het programma NOS Studio Voetbal bereikt een miljoenenpubliek. In Eindsignaal schetst hij korte portretjes van vaak vergeten voetballers, tragische antihelden die door Heinen uiteindelijk toch nog van de reservebank het veld worden ingestuurd. Dat deed hij overigens ook in Uit koers: Heinen heeft nou eenmaal een fascinatie voor het buitenissige, de buitenbeentjes, de losers, om in sporttermen te blijven.

Ook De zaak Tom wordt bevolkt door buitenbeentjes. Hoofdpersoon Bob, die zich voor zijn omgeving maar moeilijk laat kennen. Ook de lezer krijgt maar stukje bij beetje meer informatie over zijn verleden, zijn karakter, zijn beweegredenen. Tom, het personage uit de titel, van wie we eigenlijk alleen weten dat hij doof is, maar waarschijnlijk heeft hij ook een verstandelijke beperking, als we de rapportages van het verzorgend personeel lezen (‘Tom houdt van stoeien’). Nina, het meisje uit de bibliotheek (‘Ze studeert filosofie, maar niet vaak’). En dan zijn er nog Mehdi, de Tunesische zwerver, Jonas, de ambitieuze journalist, en Hannah, de Jinek-achtige presentatrice die in een ontknoping, uitgesmeerd over maar liefst een derde van het boek, De zaak Tom uiteindelijk ontrafelt.

Wie Heinen leest en hoort praten (hij spreekt Eindsignaal altijd zelf in), zou kunnen denken dat hij met tegenzin schrijft. De stijl is wat ongedurig, in zijn beschrijvingen van personages en omgeving zet hij bijzinnen neer als zinnen. Af en toe demarreert hij, om zich vervolgens weer te laten afzakken. Zoals over een bezoek met Tom aan een geitenboerderij:

‘Hoe heet-ie?’ vroeg Bob.
De boer keek hem aan. ‘Geiten,’ zei hij, ‘heten niet.’
Het geblaat van het geitje werd minder, de flank van het beest hervond zijn ritme tegen Toms borst. Een paar weken later, op een drukkende middag, waren de geiten verdwenen. Verkocht, vertelde de boer. Het kleintje ook? Het kleintje ook. Weer een paar weken later was de boer zelf dood. Bij het snoeien uit de appelboom gevallen.

Ook Bob doet veel dingen met tegenzin. De liefde voor Tom blijkt uit zijn daden: hij verzorgt hem met innige tederheid. In de omgang met Nina is hij vooral effectief, om niet te zeggen harteloos:

‘Ik heb even op mijn kamer zitten huilen. Daarom was ik wat later.’
Tom heeft de bus poedersuiker te pakken. Hij schudt ermee, het begint te stuiven. Hij lacht niet, er zit frustratie in dat schudden.
‘Wil je niet weten waarom?’ vraagt Nina, terwijl ze het bord vol snippers pannenkoek van zich afschuift. ‘Waarom ik even heb zitten huilen?’
‘Jawel.’
‘Waarom vroeg je er dan niet naar?’
‘Ik wist niet of je erover wilde praten.’ (…)
‘En?’ vraagt ze.
‘Wat?’
‘Ga je het me nog vragen?’
‘Vragen?’
‘Wat er met me is?’

Enzovoorts. Bob Persoon en zijn gehandicapte broer lijken niet echt de gezelligste figuren om een roadtrip door West-Europa te maken. Wat bezielt dat meisje eigenlijk? Dat komen we maar deels te weten. Het is uiteindelijk wel Nina die Bob terughaalt in de werkelijkheid, dat wil zeggen: de werkelijkheid van de media, als ze eenmaal terugkeren in Nederland.

Wat veel van de hoofdpersonages bezielt, wordt uiteindelijk over maar liefst honderd pagina’s uitgesmeerd, als we een inkijkje krijgen in het Maatschappelijk Debat in een televisieshow over De zaak Tom. Daarover uitweiden zou iets te veel van de plot weggeven, maar Bob wordt bepaald niet gespaard. Bob is geen monster, Bob is geen held, Bob leeft in een wereld die hem overkomt, zoals dat geldt voor zoveel non-fictieve personages over wie Heinen schrijft.

Er zijn uiteraard een heleboel sporttermen van stal gehaald om de eerste roman van Heinen neer te zetten. Van de korte baan naar de lange baan, van klassiekerrenner tot ronderenner, van sprint naar marathon. Met De zaak Tom maakt Frank Heinen geen Mathieu van de Poel-achtige entree in de Nederlandse letteren, maar veelbelovend is het wel.

Conrad Berghoef

Frank Heinen – De zaak Tom, De Bezige Bij, Amsterdam. 286 blz. € 20,99.