Als het maar on-Nederlands is…

Gezegend is de debuterende schrijver die nog vóór het verschijnen van zijn eerste boek op de cover van de Haagse Post (‘EXCLUSIEF’) wordt binnengehaald als ‘de literaire sensatie van het jaar’, zeker als het jaar nog maar net twee maanden oud is.

‘Hij heeft een boek geschreven dat zo meeslepend is, zo imponerend en vooral zo on-Nederlands,’ trompetterde de HP, ‘dat hij niet anoniem kan blijven.’ Niemand minder dan de hoofdredacteur zocht hem op. In Suriname, want daar woont M. M. Schoenmakers, de door de HP bejubelde schrijver van De honderd bochten van de koningsarend, ‘een onontkoombare roman’.

De debutant die misschien net zo meeslepend en imponerend schrijft, maar niet zo on-Nederlands omdat hij het ongeluk heeft om in Nieuwegein of in Amsterdam of in Loon-op-Zand te wonen, zal, als de HP hem al opmerkt, nooit de cover halen en evenmin op bezoek van de hoofdredacteur hoeven rekenen. Het beste wat aankomende romanciers kunnen doen, blijkt nu, is zich schielijk in een ver, exotisch land vestigen, zodat het, tegen de tijd dat het schrijverschap zijn eerste vrucht afwerpt en het in Nederland toch niet echt wil winteren, voor hoofdredacteuren interessant wordt om een aanslag op het redactiebudget te plegen.

O ja, en vooral geen Nederlandse roman schrijven.

Gezegend de schrijver M. M. Schoenmakers, want hoewel het on-Nederlandse enthousiasme voor zijn boek tot op heden vrijwel tot de Haagse Post beperkt bleef, heeft de coverstory wel nieuwsgierig gemaakt. Sneu is dan natuurlijk wel weer dat deze eenzijdig uitgeroepen literaire sensatie van het jaar onmiddellijk werd gevolgd door een andere literaire sensatie van het jaar, en dat nu alle lezers in Nederland zich door een Engels boek zitten heen te worstelen omdat een krankzinnig geworden gek in Teheran een paar miljoen heeft uitgeloofd aan de moordenaar van de schrijver.*)

Waarom was de Haagse Post zo opgewonden over Schoenmakers romandebuut? Toch niet uitsluitend omdat er een dienstreis naar Suriname aan vastzat? John Jansen van Galen roemt ‘de noodlotsdreiging, de doem over een gemeenschap waarin de herinnering aan het paradijs nog leeft’, hij is ‘gefascineerd door een proza dat fijnvertakt en overdadig is, onontkoombaar en verstikkend als het decor van het oerwoud waartegen het drama zich aftekent.’ ‘Imponerend’ en ‘on-Nederlands’ vindt hij het boek ook, maar dat wisten we al van de cover.

Maar is een boek dat aan deze criteria voldoet nu ook een goed boek? Dat het on-Nederlands is vind ik een kulargument, want dat zou betekenen dat we alle Nederlandse literatuur wel kunnen opdoeken. Zouden de boeken van Gabriël Garcia Marques er beter op worden als ze on-Zuid-Amerikaans waren? Onzin.

Is De honderd bochten van de koningsarend dan zo goed vanwege dat fijnvertakte en overdadige proza? Het is waar dat Schoenmakers proza zich onderscheidt van dat van andere Nederlandse schrijvers. Het is, door de vele, soms onhandig aandoende maar ongetwijfeld bewuste herhalingen, haast bezwerend proza – je zou die herhalingen overdadig kunnen noemen. Overdadig en onhandig is ook de mate waarin het woord ’toen’ wordt gebruikt. Wat met ‘fijnvertakt proza’ wordt bedoeld weet ik eigenlijk niet. Misschien dat het boek zinnen bevat die langer zijn dan twee regels.

De honderd bochten van de koningsarend speelt zich af in de omgeving van de dorpjes A. en W. in het Surinaamse oerwoud. Schoenmakers beschrijft het dagelijks leven van de indianen die de streek bevolken, dat hij van nabij kent omdat hij, zo leren we uit de HP, daar sinds 1977 als ontwikkelingswerker is gestationeerd. Er wordt veel in hangmatten gehangen, de heersende hitte maakt lamlendig, ’s Nachts wordt er gedronken en gedroomd; aan die dromen wordt vaak een voorspellende kracht toegekend.

De dood is altijd nabij, het beste is om vast een paar planken gereed te hebben voor als het zover is, zodat je ze niet bij je dorpsgenoten hoeft te lenen. De wereld is van een gigantische omvang: de dichtstbijzijnde stad ligt op drieënhalf uur gaans. Met een auto wel te verstaan – dat betekent dat de stad voor de dorpsbewoners zo goed als onbereikbaar is.

Schoenmakers schrijft over een wereld die wij niet kennen, een samenleving die één is met de natuur, die zich bewust is van de immense krachten in die natuur zonder deze te vrezen. Een samenleving die zich heeft neergelegd bij haar lot. Dit is wat er is, meer valt er niet te halen. Dat zo’n samenleving ons nogal miserabel voorkomt, ligt meer aan ons dan aan de mensen die ervan deel uitmaken.

Het knappe van De honderd bochten van de koningsarend is dat het die gemeenschap van binnenuit laat zien, zonder er enig moreel oordeel aan te verbinden. Schoenmakers heeft zijn roman opgedeeld in vijfentwintig hoofdstukken, die elk een kort verhaal vormen. Sommige zijn ontroerend, zoals hoofdstuk dertien, waarin een jong meisje van een jongen van dezelfde leeftijd méér verwacht dan dat hij alleen maar ‘snertvisjes’ vangt, maar hij weet niet precies wat ze bedoelt. Opvallend is trouwens dat het vooral de vrouwen zijn in het boek die de seksuele initiatieven nemen, misschien wel omdat de mannen veelal aan de drank zijn. In die korte verhalen doet Schoenmakers soms heel in de verte denken aan Nescio of Carmiggelt (hoe Nederlands!) – hij geeft enkele rake beschrijvingen en een paar dialogen doen de rest.

‘De literaire sensatie van het jaar’ zou ik dit boek niet willen noemen. In de eerste plaats duurt het jaar daarvoor nog veel te lang – wie weet wat er nog allemaal in het verschiet ligt – en in de tweede plaats is De honderd bochten van de koningsarend nuchter bekeken niet sensationeel. Het is zeker geen slecht debuut, maar het is ook weer niet zó goed dat het de hysterische aanpak van de Haagse Post rechtvaardigt.

Frank van Dijl

M. M. Schoenmakers – De honderd bochten van de koningsarend. De Bezige Bij.

Deze recensie werd eerder gepubliceerd in Het Vrije Volk van 25 februari 1989.

*) Naar aanleiding van het verschijnen van de roman The satanic verses sprak ayatollah Khomeini op 14 februari 1989 een fatwa (doodvonnis) uit over de schrijver, Salman Rushdie. Zie wikipedia.