Een voorbeeldige leermeester

Guus Middag is bekend om zijn montere en bekwame poëziebeschouwingen. Nu is van hem verschenen De wereld is weer plat, ja over ‘de poëzie van tegenwoordig’.

Daar horen volgens hem ook Wilie Wartaal, Faberyaya en Vieze Fur bij. Hij citeert ‘Sterrenstof’ van deze drie rappers die samen De Jeugd van Tegenwoordig heten. Hij laat zien hoeveel poëtische technieken de rappers gebruiken in hun mengsel van straattaal, Engelse slang, hiphopjargon, Surinaams en sentimentele liedteksten. Er is kosmisch en psychedelisch spektakel, maar de wereld is plat.

Gelukkig zijn er op deze platte aarde twee bolvormige voorwerpen, twee halfronden, die daar dan weer een gunstige uitzondering op zijn: de twee bolle billen van de aanbeden geliefde…

Vieze Fur zegt/zingt: ‘De wereld is weer plat, ja,/ op je bolle bibs na.’ Middag geniet van het stoere toontje dat gerelativeerd wordt door het kinderwoord ‘bibs’.

Hij houdt van metrische en rijmende gedichten, maar heeft een open blik en oor voor bijvoorbeeld de gedichten van Ester Naomi Perquin, waarvan hij eerst denkt – net als Erik Jurgens, die reageerde op haar gedicht: waarom mag deze tekst gedicht heten? Het is een soort proza met praattoon en weinig vormgeving. Het lijkt op een column. Maar dan gaat hij aan het werk en hij ziet allerlei vormen van binnenrijm. Hij ziet dat de regels korter worden, het wordt meer staccato en er komt meer ritme.

Wie behoren nog meer bij de poëzie van tegenwoordig? Nogal uiteenlopende figuren: Ingmar Heytze, Marieke Rijneveld, Peter Ghyssaert, Menno Wigman, Annemarie Ensor, Tsead Bruinja, Rodaan Al Galidi en Ilja Leonard Pfeijffer om er acht te noemen van de twintig besproken dichters met een gedicht.

Middag leest ‘uit vrije wil’ gedichten en hij doet dat omdat ze hem ‘ergens’ raken. Hij wil weten waarom dat zo is. Je kunt je voorstellen dat hij zichzelf uitlegt wat hem raakt en waarom en ondertussen kijkt de lezer over zijn schouder mee en denkt: o, zit dat zo?

De bespreker koos dichters die niet ouder mochten zijn dan een jaar of vijftig en gedichten van na 2000. Natuurlijk is het een greep die anders had kunnen zijn: niet de poëzie van tegenwoordig, maar poëzie van tegenwoordig.

Opvallend is dat het strenge adagium van Merlyn (alleen de tekst is van belang) wordt losgelaten. Middag laat zien dat informatie over de auteur en zijn omstandigheden verhelderend kan werken. Soms geeft een auteur in andere gedichten biografische informatie prijs, zoals Marieke Rijneveld over de dood van haar broer. De titel van haar gedicht is ‘Alles is wat het lijkt’, een merkwaardige uitspraak. In haar gedichten is nu juist veel niet wat het lijkt of lijkt het altijd wel op iets anders. Guus Middag vertelt dat ergens op de muur van een huis uit Utrecht staat: ‘Niets is wat het lijkt, als je maar goed kijkt.’ en dat Rijneveld in Utrecht woont en dus de regel zou kunnen kennen.

Wil zij er met de titels van haar gedicht een dwarse toespeling op maken? Is het ironie? Of juist wanhoop? Misschien kan Marieke Rijneveld de werkelijkheid niet anders beleven dan zo: als een voortdurende werveling van beelden en betekenissen en bijgedachten. Alles is associatie. Alles is wat het lijkt.

De kenschets van haar poëzie lijkt me juist.

Opvallend is ook dat Guus Middag vaak naar de bijbel verwijst. Hij ziet veel verwijzingen naar christelijke kennis.

Het gedicht van Perquin gaat over het politiewerk. De dichteres liep een tijd mee en vertelt over traumatische gebeurtenissen. Aan het slot zorgt de dichteres voor ‘een wonderlijke, betoverde, sprookjesachtige sfeer’ die het gedicht een verrassende wendig geeft.

Katinka Polderman heeft het over H2O: ‘Wat je net uitpieste in de wc / was misschien ooit wel een deel van de zee.’ Het gaat over de kringloop van water. Middag vindt het grappig hoe ze uiteenlopende zaken met elkaar verbindt: wijn bij keizer Nero of prins Willem ll, ‘misschien is het dat in jouw kop bouillon / ooit iemand de Elfstedentocht won.’ Dat gaat wel heel ver, maar Middag wijst op Zhuang Zi, die het ook had over alles wat eeuwig terugkomt en Omar Khayyam die zei dat elke stofkorrel op elke stoffige weg ooit de stralende oogbal van een vrouw is geweest. Dat gaat nog wel wat verder.

In ‘De zuigeling van Sint-Petersburg’ van Peter Ghyssaert geeft Guus Middag voorbeeldig leesles. Hij wist eerst niet goed wat hij las, maar doorlezend en vragen stellend wordt het hem en de lezer langzaam duidelijk. Zie je wel: je moet geduld hebben, doorlezen en een gedicht niet gauw wegleggen, wat veel mensen doen. Ze zeggen dan dat ze er niks van begrijpen en dat ze niet geschikt zijn voor het lezen van gedichten, maar met deze leermeester moet het wel lukken. Jammer genoeg nemen ze dit boekje ook niet ter hand, want het gaat over ‘poëzie!’.

Remco Ekkers

Guus Middag – De wereld is weer plat, ja, De poëzie van tegenwoordig. 208 blz. Van Oorschot, Amsterdam. € 22,50.