Het debuut van de Engelse schrijver, hoofdredacteur en voormalig boekhandelaar Max Porter, Verdriet is het ding met veren, werd een internationale, veelvuldig bekroonde bestseller. Opmerkelijk, want Porter schuwt het experiment niet. De originele vorm is in feite de grootste kracht. Het is deels een fabel, deels een ontroerend, poëtisch verslag van een jonge vader die met twee kleine kinderen achterblijft na de plotselinge dood van zijn vrouw, van de moeder van het grut. Porter heeft voor het doen aanvoelen van het verdriet de regels van de taal overhoop gehaald en een heel eigen idioom ontwikkeld. Het zorgt voor distantie én betrokkenheid, houdt sentimentaliteit buiten de deur. Een boek tot de essentie teruggebracht. Je denkt dat het eigenlijk onmogelijk is om nog minder compromissen te schrijven, maar toch heeft Porter kans gezien om in zijn roman Lanny een paar stappen verder te gaan. Beide boeken hebben een rauwe emotionele kant, de krachtige wisselwerking tussen afwezigheid, gemis en overduidelijke prangende aanwezigheid. De nieuwe betekenis die iemand krijgt na verdwijning of na de dood.

Het decor van Lanny is een dorp even buiten Londen, dat toebehoort aan het heden en het verleden. De verwarrende werking van de mysterieuze folklore. Papa Scheurwortel die om het even welke gedaante kan aannemen, die volgens de overlevering, verantwoordelijk is voor het kwaad, waar alles op afgeschoven kan worden. Tegelijk is daar de Peter Pan-achtige jongen Lanny, beslist anders dan de rest, sterk communicatief met de natuur, thuis in de bossen, met zijn eigen unieke, ietwat gekantelde kijk op de wereld. Uiterst sterk in de verbeelding, een dichter in de dop. Een kunstenaar in het dorp voelt dat naadloos aan. Maar hij wordt argwanend Maffe Pete genoemd. Alles wat net even anders is, wat afwijkt, wordt door de gemeenschap nu eenmaal gewantrouwd.

Op een dag is Lanny zoek. Is hij meegenomen door Papa Scheurwortel, of heeft Maffe Pete er soms iets mee te maken. Porter wisselt de poëtische taal van Scheurwortel, van het mysterieuze verleden, af met opgevangen roddels (experimenteel afgedrukt, à la Paul van Ostaijen), met de verhalen van Lanny’s vader – de zakenman die dagelijks het platteland verruilt voor de City en de poëtische insteek van zijn zoon maar rare hersenspinsels vindt – van Lanny’s moeder, van Pete en op het laatst van roddeltante Peggy. De structuur zorgt voor magie.
Max Porter: ‘Ik kan niet beginnen met schrijven voordat ik een sterke band met de vorm heb. Die moet ik constant kunnen voelen. Daarmee pin je de tekst vast, zorg je dat-ie niet gaat drijven. Zonder structuur, zoals in dit geval de folklore vertegenwoordigd door Scheurwortel, is het niet veel meer dan spugen in de wind. Dat kan alle kanten opgaan, maar meestal direct terug in je gezicht. Ik lig voor aanvang van een nieuw project vaak nachten wakker, overweeg de verschillende vormen. Totdat er eentje uitspringt, zich bijna opdringt, zich in je systeem nestelt. Zoals wanneer je een instrument test door één enkele noot te spelen.

Ik denk dat ik behoorlijk genereus ben in dit boek, want op pagina vier laat ik de realistische dialogen al beginnen. Als het aan mij had gelegen had ik Papa Scheurwortel twintig pagina’s aan het woord gelaten, dieper en dieper en duisterder en duisterder in het verleden. Hoe was het voor een Romeinse soldaat om op dit land te sterven, hoe voelden de heksen zich die er werden verbrand. Maar ik wil niet álle lezers verliezen, houd er graag tenminste nog een of twee over. Gekkigheid, ik wil niet heel exclusief schrijven, zoek toch de balans tussen de puurheid voor mijzelf en de begrijpelijkheid, of eerder de invoelbaarheid. Dankzij Het verdriet is een ding met veren heb ik een aardig idee hoe ver ik kan gaan.

Vat het niet op als een compromis, zeker niet wat taal betreft. Ook de dialogen heb ik werkelijk uitgebeend. De teksten van de ouders en van kunstenaar Pete zijn eveneens tot de essentie teruggebracht. Ik heb alleen voor de lezers een balans proberen te vinden tussen diepgang en afleiding door constructie. Een verhaal is een kunstmatig, kunstzinnig spel. Iedereen weet dat. Maar tegelijkertijd is daar de mythe, de kraai in het eerste boek, de scheurwortel in deze roman. Het is de kunst om te zorgen dat de lezer in die mythische tocht mee wil gaan. Enerzijds de schrijver achter de tekst voelt, terwijl deze tegelijkertijd juist volledig afwezig is.

Deze roman moest een hymne worden voor mensen die afwijken. Die uniek zijn, bijzonder, interessant juist terwijl de gemeenschap ze eerder als gekken, zonderlingen beschouwt. Dat vind ik bijzonder pijnlijk. Dat wilde ik als het ware inwrijven bij de mensen. Het gebeurt op gemeenschapsniveau, nationaal, mondiaal, maar ook in de mens als individu zelf. We zijn allemaal verwant. Je hebt ieder voor zich het recht om af te wijken. Het idee van het maken van onderscheid in bijvoorbeeld stadsmens of plattelander, hetero of homo, kunstenaar of zakenman, is eigenlijk absurd. Het zijn schijnbarrières, potentieel giftig. Voor mij gelden ze als antisociale begrenzers op onze mogelijkheden als soort. Het indelen in hokjes belemmert de dromers onder ons, de mensen met verbeelding. Een heel onpopulaire zienswijze in onze hedendaagse westerse maatschappij. “Hij is gek, hij is raar.” Het is een mechanisme van macht, machtsvertoon. Het heeft altijd bestaan. Ik spring met deze roman niet op de barricade. Lanny is geen radicaal manifest, hoogstens een pleidooi voor de nuance. Het is gewoonweg een van de levenskwesties die ik wilde verwerken.

Mooi en droevig liggen dicht bij elkaar, worden door dezelfde receptoren opgepikt. Lanny en Pete lopen door het bos, en een voorbijganger spreekt een van hen aan met “weirdo”. Lanny vraagt aan Pete wie van hen twee de passant bedoelt. Pete lacht, maar vanbinnen huilt hij. In die scene zit zijn hele leven opgesloten. En waarschijnlijk ook het leven dat de jongen te wachten staat. Op een gegeven moment is Lanny zoek. Beschuldigingen vliegen in de rondte, vooroordelen worden versterkt, hardop uitgesproken. Naar mijn idee gaan beide boeken over de manier waarop we mensen anders, meer intens gaan zien wanneer ze (voorgoed) afwezig zijn. Wat zouden we het rijk hebben, wanneer we ons bij elke, vooruit bijna elke ontmoeting dat zouden realiseren. We zouden onze intermenselijke verhoudingen kunnen intensiveren. Wanneer ik de kans krijg om nog meer boeken te publiceren, zullen die denkelijk altijd wel draaien om personen die er niet zijn, niet meer zijn.

Alle personages uit Lanny kan ik helemaal uittekenen. Ik ken bij wijze van spreken elk putje in hun huid. Maar de hoofdpersoon, de jongen zelf, is voor mij een compleet raadsel. Zoals de moeder in het eerste boek. Ik ben nu voorzichtig aan een nieuwe tekst bezig. Alle personages zijn aanwezig. Nu moet ik uitvissen welke protagonist ik laat verdwijnen. Daar heb ik dus weer die beginstructuur voor nodig.’

Max Porter toont tegen het einde van de roman Lanny echt moed. Hij eindigt het boek niet traditioneel met een pakkend slot, zelfs niet met een open einde. Hij laat de lezer zelf de keuze door er een stuk of vijf achter elkaar te zetten. Voorzetjes voor de afloop.
‘Ik heb dit boek op voorhand aan de uitgever verkocht. Ik had een pagina of acht geschreven, waarin ik uitlegde dat ik de historie wilde laten vertellen door de mythische figuur Papa Scheurwortel en dat aangevuld met wat biografietjes van de vader, moeder en van Pete. En o ja, het boek moet minstens vijf verschillende aflopen kennen. Als kind had ik een boek waarin je je eigen avonturenverhaal kon kiezen. Ik vond het ook passen bij het leven. Het eindigen van een verhaal is feitelijk onzinnig. Het is jammer dat er verwacht wordt dat een roman, gegroeid tot een soort sociaal-realistische onderneming, mooi afgerond moet worden. Ik wilde dat doorbreken. Tegelijkertijd loert dan het gevaar dat de magie van de roman wordt doorbroken. De schrijver experimenteert, is bezig met trucjes, zichtbaar voor de lezer. Maar uiteindelijk besloot ik het toch te doen. Het had geen zin om het te verbergen. Daarom laat ik roddeltante Peggy zeggen: “Bedrieglijke dingen, eindes. Voer voor dwazen en altijd anders dan het lijkt.” Het experiment is de geschiedenis van de roman. Waarom zou bijvoorbeeld een kinderboek niet de handen ineen kunnen slaan met het fantastische, met de verbeelding, zoals in deze roman. Ik lees kinderboeken, thrillers, literatuur. Dat is toch wel duidelijk wanneer je deze roman leest. Het zit er ergens allemaal in. De moeder van Lanny was ooit een acteur en schrijft nu bloederige thrillers. Ze moet toch iets met haar creativiteit. Een persoonlijke grap. Een echt persoon die niet bestaande werelden schept.

Over het algemeen blijken lezers de waaier van eindes te waarderen. En dat verbaasde me wel een beetje, aangezien in de UK er een nieuw soort lezer lijkt te zijn opgestaan. Anti-intellectueel, bang voor vooruitgang, voor avant-garde. Er mag beslist niets nieuws worden geprobeerd, of het wordt als pretentieus weggezet. De eerste recensie van Lanny in The Times zette de roman weg als hippie-nonsens. Dat zegt meer over de recensent dan over het boek. Want hij identificeert zich met de vader van Lanny, het meest getroebleerde personage, die er eigenlijk net zo over denkt. Ik heb een moeilijke verhouding met de social media. Ik heb alleen een Twitter-account. En daarop plaats ik boeken die ik goed vind met slechts de tekst “Goed boek”. Anders gaan ze het, ha, nog als quote op het een omslag gebruiken.

Er wordt heel veel gemaakt dat kwalitatief hoogstaand is. Het is mooi wanneer ik een e-mail krijg van een kleine uitgever die dankt omdat er honderd exemplaren zijn verkocht dankzij een tweet. We leven in vreemde tijden, waarin kwaliteit het zwaar heeft. Ik voer geen campagne, ik ben een schrijver, die zich bezig moet houden met schrijven. Maar ik ben natuurlijk in mijn hart nog steeds ook een boekhandelaar. En mond-tot-mondreclame is het beste en ook het mooiste wat er is. De vertrouwenseconomie. George Orwell heeft ooit een boek geschreven met daarin de redenen waarom hij schrijft. Een van de belangrijkste blijkt het ongebreidelde enthousiasme te zijn.

Het theaterstuk dat gemaakt is van Verdriet is bij het publiek goed ontvangen, was overal uitverkocht. Ik was bij diverse voorstellingen aanwezig, achterin de zaal, anoniem. Na afloop werd er door het publiek gehuild en omarmd. Alle eer voor de geweldige acteerprestatie van Cillian Murphy. De theaterrecensenten, allemaal eerbiedwaardige heren met tientallen jaren ervaring, vervielen zonder uitzondering in hun manierismen. “In vergelijking met zijn eerdere rol…” Geen greintje bezieling over, lijkt het wel. Je kunt als het ware de kettingen horen die ze met zich mee hebben moeten sleuren naar het theater. Het maakt mij niet uit als ze het slecht vonden. Maar ze kunnen niet ontkennen dat er oprecht gevoel in zit. Na jaren recenseren stomp je misschien af. “Het was meer performance dan theater.” Ja, en? Zouden ze op de eerste schilderijen van de impressionisten ook zo gereageerd hebben? Wat zijn we toch lekker behoudend.

Lanny is ook een commentaar op de ingewikkelde verhouding die wij Britten hebben met de folklore. Papa Scheurwortel is de lijm die deze gemeenschap bij elkaar houdt. Hij zorgt als boeman ervoor dat kinderen hun tanden poesten, hun huiswerk maken et cetera. Hij is aanwezig in het logo van de pub, duikt op als tattoo. Ik woon in de prachtige stad Bath, maar wel aan de buitenrand. Ik zwem in de meren, wandel in de bossen. Het platteland is doordesemd met historie, met traditie. Dat merk je dagelijks. De orale ietwat duistere verhalenverteltraditie komt uit de bossen, hangt er als het ware tussen de takken. Verhalen zijn ontstaan rond het vuur, steeds weer verfijnd. Die frisheid bewonder ik. Voor mijn gevoel sluit ik aan bij een traditie van eeuwen. Het is net als het maken van muziek. Ik heb Lanny live gedaan met een bassist. Dat was een geweldige ervaring.

Een evolutionair bioloog vertelde me dat we al heel snel gebruiksvoorwerpen konden maken van bijvoorbeeld stenen. Daarna was er blijkbaar een gat, een stilstand van miljoenen jaren. Men denkt dat toen het sociale aspect zich ontwikkelde. De supercomputer in onze hersenpan die verschrikkelijk rap en intuïtief gemoedstoestanden kan herkennen. Een groep mensen in een zaal en de performer – een schrijver bijvoorbeeld – op het podium die direct en tegelijkertijd kan herkennen dat de één zich amuseert, de ander beledigd is, een derde misschien iets meer aandacht nodig heeft. Dat maakt ons tot sociale dieren. Iets dat neurowetenschappers nog steeds niet precies kunnen verklaren. Ik hoop dat de lezer ook de roman zo intuïtief opneemt. Er is een basistoon, een percussie-element, een emotionele achtergrond, verscholen achter de woorden. Daarnaast vraag ik de lezer ook om te luisteren naar het sociale en politieke element. Ik schrijf met die “opdracht” aan de lezer, en daarbij hoef je naar mijn mening helemaal niet heel erg literair onderlegd te zijn. Ik vraag me weleens af of Lanny heb geportretteerd als een kleine profeet, of de roman niet te messiaans is. Je zou het haast zeggen, want Lanny, ha, zegt niet zo veel.’

Guus Bauer

Max Porter – Lanny. Vertaald door Saksia van der Lingen. De Bezige Bij, Amsterdam. 208 blz. € 20,99.