Miles Davis verslaat de Ikea

Je kunt de radio of de televisie de laatste tijd niet aanzetten of je wordt met The Beatles geconfronteerd, want Abbey Road is jarig. Ik vind al die aandacht persoonlijk niet meteen een ramp. Abbey Road was in 1969 de eerste elpee die ik in mijn betrekkelijk jonge leven kocht, en zoiets blijft je bij. En ook voor de rest van het oeuvre van The Beatles mag je me van mijn werk houden. Wellicht daarom ben ik ook zo blij verrast als een nieuw Nederlands gedicht ‘A Hard Day’s Night’ heet. Wat heeft dit gedicht met dat liedje te maken? Biedt het wellicht een verrassend nieuwe kijk op dat compositietje van amper tweeënhalve minuut?

‘A Hard Day’s Night’ staat in ‘Afstand’, de tweede van vier afdelingen in de nieuwe bundel Kerven van Ânne de Jong en het gaat als volgt:

Om in een ander land te kijken
kun je een gat graven
zo diep
dat het ergens anders uitkomt.

Op de schoolvrije middag trek ik
in de tuin een wijde cirkel
bij elke graafpauze
roep ik in het diepste deel

tegen het zand
tegen de klei
tegen het omhoog sijpelende water
‘Hallo!’, ‘Volluk!’

Vlak voor het slapengaan
uitgeput, vertrouw ik mijn ouders
mijn bevinding toe.

Zij luisteren in de tuin
boven, aan de rand van de kuil
bezorgd en sprakeloos mee.

‘Paspoort’, klinkt het
niet eens vragend.
‘Dat heb ik niet’. Een ruwe hand neemt mij mee.
Daarna wil ik nooit meer zijn waarvoor ik kwam.

Ik schrik wakker
het gat gedempt
de plantjes verpoot
alles geharkt.
Uit voorzorg.

Het begin van dat Beatlesliedje kan zich misschien nog meten met De Jongs gedicht:

It’s been a hard day’s night, and I’ve been working like a dog
It’s been a hard day’s night, I should be sleeping like a log

Er is overdag flink wat werk verzet (gegraven naar een ander land lezen we) en dan ben je ’s avonds wel toe aan een goed nachtrust. Maar dat is in beide teksten buiten de liefhebbende familieleden gerekend. John Lennon zingt: ‘But when I get home to you, I’ll find the things that you do will make me feel alright’, waarmee de kous verder wel af is. De geliefde vrijt hem er weer keurig bovenop.

Voor goede poëzie is dat toch wel wat magertjes en dat begrijpt het gedicht van De Jong ook. Zijn vermoeide jongen vertelt zijn ouders wat hij heeft uitgespookt, waarna zij heel verstandig en realistisch het kind behoeden voor meer van zulke stommiteiten en de gegraven put dempen voor het te laat is.

Maar alleen al omdat het een gedicht is, mogen wij ons niet te makkelijk bij deze eerste interpretatie neerleggen. Die roept namelijk vragen op. Heeft die jongen écht een kuil naar een ander land gegraven? En wie roept daar dan om een paspoort? Niemand natuurlijk, en dat weten die ouders ook. Waar het om gaat is dat zij met al hun praktische overwegingen de verbeelding van het kind om zeep helpen. Ze behoeden hem niet alleen voor kuilen om in te vallen, maar ze onthouden hem tegelijk ook een nog klein, ontkiemend, maar zeker oorspronkelijk dichterschap. Het zijn van die idiote curlingouders die hun kind voor iedere teleurstelling en tegenslag willen behoeden en hem zodoende de kans op een groots en meeslepend (of in ieder geval creatief en eigenzinnig) leven ontnemen. 

Hiermee is het gedicht geen aanvulling, maar juist de tegenpool van dat Beatlesliedje geworden. Het harde werken is hier de verbeelding en thuis volgt de geestdodende realiteit. Precies andersom als bij John Lennon.

De manier waarop verhalen en idealen van jongeren door de maatschappij (hier, zoals zo vaak, vertegenwoordigd door de ouders) in de kiem worden gesmoord, doet een beetje denken aan het vroege werk van Hugo Claus. In het bekende toneelstuk Een bruid in de morgen gebeurt in feite precies hetzelfde. Daar wordt de idealistische liefde tussen Andrea en Thomas door moeder Pattini gedwarsboomd door Thomas aan een rijke nicht te koppelen die de familie uit de financiële malaise moet halen. Zo’n overwinning van materialisme op idealisme vinden we ook terug in het gedicht dat in Kerven naast ‘A Hard Day’s Night’ staat. Het heet, heel praktisch, ‘Man-made’.

De bakens die de mens achterlaat
in een zee aan artefacten
zullen naast nog onversleten plastic
beton en baksteen zijn.

Al het fijne, het ooit bedachte
Nescio, Nijinsky, Da Vinci, Bach
legt het af tegen kunststof en steen
met mogelijk nog wat resten porselein.

Een kloeke keuze uit design, namaak
kunst en hemels gedecoreerd Delfts blauw
komt uit een catalogus met een oplage
hoger dan Koran plus Bijbel.

Na duizenden jaren ligt dan onopgemerkt
in een aardlaagje antropoceen residu
het fijngewreven materiaal van
de scherven, de vaas van Ikea.

Het kan zomaar een nieuwe opvoering van Een bruid in de morgen zijn met in de hoofdrollen Nescio als Andrea, Nijinsky als Thomas en heel de Ikea als moeder Pattini. Het resultaat is een prachtig gedicht, waarvan de tragiek mede schuilt in het feit dat het ruim zestig jaar na Claus’ toneelstuk nog steeds actueel is.

Is Kerven dan zo’n pessimistische bundel? Gelukkig niet! Terwijl ik dit stukje tik, speelt op de achtergrond al een tijdje de elpee Birth of The Cool van Miles Davis mee, een album uit dezelfde tijd als Een bruid in de morgen. De vierde en laatste afdeling van de bundel Kerven, ‘Lied en verwondering’, opent met een gedicht dat (zeker niet toevallig) ook ‘Birth of The Cool’ heet.

Verbaas je over het alledaagse
de hoogtes, de dieptes
de drift van continenten.

Neem het universum in gedachten
koel ze af, besef hoe je
tot de wereld behoort.

Vier de geluiden aan de monding van de rivier
de treinen, de boten.
Dans op het feest in de haven.

Prijs de pirouette op de kade.
Schud rond middernacht – van de avondster
het diamantstof uit je haren.

Behalve dat in dit gedicht Lucebert op zijn meest uitbundige wijze op de achtergrond een partijtje meeblaast (samen met Miles natuurlijk), zien we hier, aan het eind van Kerven een andere kijk op kunst. Het zijn niet langer de ten dode opgeschreven oprispingen van jonge fantasten. Het is, integendeel, een strijdlied waarmee de verbeelding alsnog aan de macht lijkt te komen. Miles Davis verslaat de Ikea, en zelfs The Beatles – al gaat dat laatste mij nog zo aan het hart. De strijd is nog niet verloren, hij woedt onderhuids vrolijk verder.

Er is nog hoop.

Jan de Jong

Ânne de Jong – Kerven. Monnier, Groningen. 60 blz. € 14,50.