Lantaarnpalen en delirium

Hij heet niet Isebrand Schut, zoals de ‘postangstige’ uit Het boek ont, maar Djoeke van ’t Hull in Anton Valens’ nieuwste roman Chalet 152 heeft wel vergelijkbare neurotische karaktertrekken. Ook Djoeke zit bijna aan de grond, weet niet hoe hij zich moet gedragen in voor anderen doodnormale sociale situaties, piekert zich suf en gaat noodgedwongen om met andere mannelijke losers. Dat klinkt als een herhaling van zetten, maar Chalet 152 speelt zich niet af in een goor oud pand in het centrum van een provinciestad, maar op een minstens even smerig en vervallen vakantieparkje in de zuidelijke Randstad, waar de gasten worden gemaand klusjes te doen om de boel nog een beetje overeind te houden.

Anton Valens is, zo werd al duidelijk in onder meer Het boek ont (2012) en Het compostcirculatieplan (2016) bovengemiddeld geïnteresseerd in het bestaan van sociaal geïsoleerde mannen, die zichzelf onafgebroken kritiseren en in iedere reactie van anderen een bevestiging zien van hun eigen miezerigheid. In Het compostcirculatieplan is het de weifelmoedige schrijver/schilder Peter Vervest, die bepaalde gelijkenissen lijkt te vertonen met Valens zelf.

Djoeke, uitkeringsontvanger natuurlijk, krijgt van een oom de vraag of hij op diens vakantiehuisje, liever chalet genoemd, wil passen, omdat tante ‘het helemaal kwijt is’. Dat komt goed uit, want het eenzame stedelijke zolderkamertje waar hij tot dan toe verblijft is hem opgezegd. Op vakantiepark ’t Ezeltje voelt hij zich echter evenmin op zijn plaats, wat hem doet besluiten zich schriftelijk aan te melden voor vrijwilligerswerk daar (‘Met z’n allen tegen de negativiteit’), in de hoop zo nog wat onder de mensen te komen. Maandenlang gebeurt er niks, tot onverwachts iemand bij hem langskomt in chalet 152 met een hele voorraad giftig ruikende ijzerglimmer (Sigma Coatings). Geen post of mest dus deze keer, maar lantaarnpalen. De blikken blijken bedoeld om de talloze beschimmelde exemplaren op het complex mee te verven.

Met een opgewonden en zinnenprikkelend gevoel in zijn ingewanden besteeg hij de driemeterladder die een buurman hem had geleend. (…) Hij verbeeldde zich dichter bij de hemel te zijn. Zijn hartslag en ritme van ademhalen verstilden. Hij kwam in een serene stemming – van deze trede af leek alles nieuw, monter en blijmoedig. Fris. Rein, alle vunzigheid was beneden achtergebleven.

Sociaal contact ontstaat er in eerste instantie niet mee, maar een toevallig op een nabijgelegen strand geziene vrouw, die op het welvarender deel van ’t Ezeltje verblijft met een ziekelijke oudere man, is het begin van wonderlijke ervaringen. Deze vrouw, Audrey d’Audretsch, een bij vlagen hysterische kunstenares, die naast haar tekenwerk excentrieke healings organiseert, weet de vakantieparkbewoners er van te overtuigen deel te nemen aan zweverige sessies in een duinpan bij volle maan.

Valens beperkt zich geen moment in bladzijdenlange beschrijvingen van de delirische trips die Djoeke en de medemannen en een enkele vrouw beleven na het drinken van het aftreksel van een plantenmengsel uit het Amazonegebied. Mede-sjamaan Carola, die de veelzeggende achternaam Monsanto draagt, is er de maakster van. Een veelheid aan uithoeken van de menselijke geest, hallucinaties en stuipen komt voorbij, net als zonderlinge uitingsvormen van de alternatieve sector. Met hilarische terzijdes:

[…] Prompt loopt de spanning in zijn lichaam op. Het kost hem enorme moeite stil te blijven zitten. Zijn rechterdij zet het op een frenetiek rillen. Hij krijgt de tremor niet onder controle, hij ontbeert een achtergrond van dressuuroefeningen, training door een drilmeester.

Anton Valens kan wel uit de voeten met zulke situaties. Hij smijt met buitenissige termen, van hartverknettering tot temporale stokdoofheid, van de kringloopkleurigheid van een schriftje tot wildzwijnachtige wenkbrauwen. Absurdistisch is het, ook wel melig soms, maar het neemt niet weg dat het verhaal dunnetjes en de personages vlak blijven. Djoeke blijkt de zoveelste variant van Valens-lullo’s, die op het hoogtepunt van hun bescheiden kunnen toch nog met een leuke vrouw in bed belanden, maar je kunt als Valenslezer moeilijk verbaasd zijn dat op dit korte geluk al snel een schroeiende klap volgt.

Chalet 152, waarin we Djoeke volgen tijdens zijn kwastwerkzaamheden, in zijn relatie tot Audrey en de sukkelige mannen, en ook in zijn gedachten, is in veel opzichten minder verrassend dan zijn voorgangers, al zijn Valens’ snedige ironie en taalkundige vindingrijkheid als altijd een plezier om te lezen.

André Keikes

Anton Valens – Chalet 152. Atlas Contact, Amsterdam. 192 blz. € 19,99.