Lichten klaar, camera klaar, schrijven maar!

Het dagelijks leven van een schrijver bestaat doorgaans uit urenlang achter de computer of typemachine zitten, de fantasie de vrije loop laten en vervolgens met meer of minder gemak de diepste zielenroerselen in aantrekkelijke taal proberen te vatten en deze aan het papier toevertrouwen. Aangezien dit tafereel in visueel opzicht niet erg spannend lijkt, is het een opmerkelijk feit dat er talloze films zijn gemaakt waarin een schrijver het (hoofd)personage vertolkt. Ironisch genoeg zijn die auteurs op het witte doek dan ook meestal juist niet bezig met schrijven, maar storten ze zich in allerlei andere avonturen en clichématige rolpatronen.

Over dit procedé heeft de Vlaamse auteur Bavo Dhooge, van wie niet onvermeld mag blijven dat hij in vijftien jaar tijd honderd werken (waaronder thrillers, kinderboeken, scifi, horror en non-fictie) schreef waarvan de titel steeds met een S begint, een interessant en lezenswaardig boek geschreven. In ruim twintig hoofdstukken, waarin steeds een ‘type schrijver’ in de film centraal staat, zet hij helder uiteen hoe deze geportretteerd wordt in films en wat hij (of zij) zoal uitspookt en in hoeverre dit overeenkomt met het daadwerkelijke schrijversleven, al dan niet geboekstaafd aan persoonlijke ervaringen of die van bekendere auteurs. Natuurlijk zijn de films doorgaans een uitvergroting van de saaiere werkelijkheid, maar Dhooge weet in vrijwel elk hoofdstuk een verband te leggen met de vele persoonlijkheden in schrijversland.

Zo zijn daar bijvoorbeeld films over de waanzin van de schrijver (The Shining), verslavingen als drank (Leaving Las Vegas) en drugs (Fear & Loathing in Las Vegas), het onvermijdelijke writer’s block (Manhattan), de altijd penibele scheidslijn tussen fictie en de werkelijkheid (Adaptation), avontuurlijke reizen (On the Road), de meester en zijn leerling (Dead Poets Society), familie (The Royal Tennenbaums), liefde/seks (Casanova), spookschrijvers (Sunset Boulevard), de dood (In Cold Blood), enzovoort. Dit is slechts een beperkte greep uit de honderden films die Dhooge noemt en in meer of minder detail bespreekt, waarmee zijn boek erg volledig, maar ook wat opsommerig en nodeloos uitgebreid is. Hij weet per thema een overtuigend beeld te schetsen van schrijvers die ergens mee worstelen en uiteindelijk volgens de wetten van Hollywood een doorbraak weten te forceren. Hoewel in sommige gevallen de schrijver bij uitstek een geschikt personage is om een thema doeltreffend te belichten, zijn sommige van de besproken onderwerpen zo algemeen en menselijk dat het niet verwonderlijk is dat ook (willekeurige) schrijvers ermee geconfronteerd worden.

Dit laatste lijkt Dhooge ook te beseffen, want het tweede deel van zijn hoofdstukken bestaat zoals gezegd uit een verbinding met de dagelijkse praktijk van de schrijver. Er zijn heel wat (bekende) auteurs die worstelen met verslavingen en andere demonen, hetgeen ook tot uiting komt in hun literaire werk. Een biografische film over een bestaande schrijver of een fictieve auteur met diverse problemen is dus voer voor dramatische, psychologische beeldverhalen. In sommige gevallen (denk bijvoorbeeld aan Hemingway) lijkt de levensloop niet minder spectaculair dan de (fictieve) films, maar bij veel schrijversportretten zijn enkele nuances en hoognodige kanttekeningen te plaatsen.

De rode draad in het commentaar bij de waarachtigheid van de schrijvers op het scherm is dan ook dat filmmakers en scenarioschrijvers pertinent lijken te kiezen voor de auteurs die voldoen aan het archetype van de getormenteerde outcast. Meestal zijn dit ook nog eens blanke mannen op leeftijd die hun sociale relaties te grabbel gooien. Zoals Dhooge zelf stelt:

Dat meer ‘veilige’ en gerespecteerde beeld van de schrijver die meedrijft op de wetten, de verwachtingen en het tempo van de wereld, spreekt minder mensen aan omdat het minder tot de verbeelding spreekt en heel bekend lijkt. (…) Mensen aan de zijkant van het bestaan zijn aanlokkelijk omdat de gluurders daardoor een positiever zelfbeeld krijgen. Medelijden met de medemens helpt om jezelf graag te zien. Tegelijk hebben ‘ze’ heimwee naar de plek waar die schrijvers zich bevinden, want dit bestaan aan de rand van de maatschappij houdt ook lef, moed, zelfvertrouwen, overgave en integriteit in.

Opvallend genoeg lijkt Dhooge zich in dit boek, al dan niet in navolging van meesters uit de filmwereld die hij duidelijk bewondert, vooral te willen verzoenen met dit filmische beeld. Meer dan eens komt zijn eigen poëtica ter sprake, waarbij die laatste waarden uit het citaat voor hem het schrijverschap symboliseren. Een schrijver moet lijden om Kunst te scheppen, en goede films maken inzichtelijk dat het leven van een auteur dan ook niet over rozen gaat.

Vandaag de dag lijkt dit een achterhaalde opvatting, en in het slothoofdstuk schetst Dhooge dan ook het verschuivende imago van de schrijver (waarin de films ineens zijn verdwenen): het nieuwe gevecht om institutionele erkenning versus verkoopsucces, het creëren van een aantrekkelijk persona in de media, en bovendien participeren in het maatschappelijke leven, om er als intellectueel in talkshows en columns iets van te vinden. Het is een scherpe, maar niet bijster originele analyse, die overigens niet bevestigd lijkt te worden door het beeld van de schrijver in hedendaagse films, waar dit boek tenslotte om draait.

Ten slotte nog een aantal terzijdes die al dan niet door beroepsdeformatie (Dhooge laat in een hoofdstuk met niet mis te verstane woorden weten dat hij het niet zo heeft op kritische recensenten, waarvan akte): waar bij de bespreking van films gretig wordt gestrooid met de namen van regisseurs en acteurs, ontbreken vrijwel overal jaartallen, waardoor niet duidelijk is of het hier een recente film of eentje van decennia terug betreft; hetgeen wel van belang is om te zien of het beeld van de schrijver door de jaren heen verandert. Daarnaast zijn veel bladzijden ‘opgeleukt’ met zogenaamde streamers: ‘pakkende’ citaten die in een groot corps de aandacht van de bladerende lezer moeten trekken – een standaardtrucje in tijdschriften, maar in een boek wat niet bedoeld lijkt om even vluchtig door te bladeren nogal hinderlijk. Ook is er een font gebruikt waarbij de s en de t met een sierlijk boogje aan elkaar worden geschreven: bijzonder lelijk. Het zal Dhooge vermoedelijk worst wezen, gezien het citaat van William Faulkner waarmee hij het hoofdstuk over kritiek opent:

The ones who want to be writers read the reviews, the ones who want to write don’t have the time to read reviews.

Al met al heeft Bavo Dhooge een heel informatief en vermakelijk boek geschreven, waarin het aantal voorbeelden van schrijvers in films (mede dankzij de overzichtelijk groslijst aan het eind) bijkans onuitputtelijk is. Zijn schrijven nodigt uit om de films (nogmaals) te kijken en op zoek te gaan naar de vaste rolpatronen die hij met overtuiging schetst en uitwerkt, waarbij ook enige humor en kritische opinie gelukkig niet ontbreekt. Hoewel hij zich af en toe laat meeslepen door de (clichématige) beelden van de filmmakers en het niet kan laten zijn eigen ervaringen als schrijver en traditionele poëtica met de lezer te delen, is dit boek een aanrader voor filmliefhebbers en schrijvers met oog voor enig zelfbewustzijn.

Willem Goedhart

Bavo Dhooge – Schrijvers op het scherm. Angèle, Antwerpen. 336 blz. € 24,99.