‘Waarom vond ik het toch soms zo moeilijk om mijn eigen emoties te lezen? Doorgaans weet ik niets. Ik weet niet of ik in de stad of in de natuur wil wonen, ik weet niet of ik alleen maar wil schrijven of alleen maar niet wil schrijven.’ Bij de Gentse schrijver Bavo Dhooge, die vooral bekendheid verwierf met zijn thrillers, begon in 2016 de schrijfmotor plots te sputteren. In dat jaar ging hij voor het eerst tegen een muur van een writer’s block aan zitten kijken. Niet verwonderlijk: aan een ritme van gemiddeld zes titels per jaar stond de teller van de nv Dhooge, na een schrijfcarrière van ongeveer 18 jaar, al op honderd. Van sciencefiction tot jeugdboeken en van filmscenario’s tot westerns, voor niks draaide hij zijn hand om. De vraag of Dhooge van plan was de rest van zijn verdere leven in zijn Gentse appartement genreliteratuur uit te spugen, noopte tot een heruitvinding van de schrijver. Bovendien deed een pijnlijke relatiebreuk met Marilou, de vrouw van zijn enige zoon, Dhooge op de rand van een depressie balanceren. Even overwoog de veelschrijver in die periode zijn pen finaal aan de wilgen te hangen. Het was in die acht letterloze maanden ook dat Dhooge tot de vaststelling kwam dat de kern van zijn schrijfambitie de vroege dood van zijn vader moet zijn geweest.

Amper 41 werd Bavo Dhooge senior, op 8 januari 1985 overleed de Gentse kinesist ‘met een levenslang geheim’ aan longkanker. Zijn zoon was toen amper 11 jaar oud en deed er ruim drie decennia over om hiervan te herstellen:

Soms word ik wakker en denk ik, hoop ik, dat ik de afgelopen dertig jaar maar gedroomd heb en dat het allemaal nog moet beginnen als ik opsta.[…] Ik werd schrijver door de dood van mijn vader, maar terwijl ik die dood aan het herdenken was, stopte ik plots met schrijven. Ik wilde mijn vader voor mij en voor mij alleen. Bindingsangst, maar dan omdat ik te zeer verbonden was met een ander die me had verlaten: mijn vader.

Tijd dus om met de penpunt in de wonde te gaan wroeten, moet de schrijvende zoon hebben gedacht, om voorbij de dood de afwezige vader de hand te reiken. Dat de schrijver onmogelijk in staat bleek te zijn de vroege dood van zijn bewonderde vader achter zich te laten, is dan ook de rode draad doorheen het wel heel apart opgebouwde vaderportret Sr., een zelfportret waarin vader, zoon, feit en fictie resoluut in elkaar overvloeien:

Maar Bavootje toch, je vader was gewoon een man en een vader. Hij was kinesist. Hij was niet eens een dokter. Hij hielp mensen. Daar kan je niet eens over schrijven. Dat is te braaf. Waar zitten het drama en het conflict?[…] Ik had nooit over hem geschreven omdat ik niet over mezelf wilde schrijven. De schrijver had zijn vader van zich afgeschreven.

Met heel veel oog voor de Gentse zeden en gewoonten steekt Bavo Dhooge een rotvaart in de eerste hoofdstukken van Sr. Opmerkelijke anekdotes en smakelijke herinneringen wisselen elkaar in snel tempo af. Zo is er het verhaal van de kinesist-vader die de bekende Kanaalzwemmer Marnix Snoeck bijstaat bij zijn recordpogingen de Noordzee te bedwingen. Tussendoor mag de zoon achterop de bordeaux Honda van 500 CC, die ‘met de goudkleurige vleugels op de benzinetank en het hoge windscherm boven het stuur’, van de onvermoeibare vader meerijden naar een zoveelste huisbezoek. Verder komt ook het leven in de snel veranderende Muidebuurt, een volkswijk in het Gentse waar de vader praktijk hield, uitvoerig aan bod en zijn ook de typische beschrijvingen van de kamers van Dhooges ouderlijke huis, het Trappenhuis geheten, heel aandoenlijk: ‘De leuningen, de spijlen en trapbalusters waren van witgeschilderd beukenhout, soms met verdikte verfspatten die in alle eeuwigheid droevig bleven dalen, als verstilde tranen op een houten masker.’ Op de regelmatige tonen van de Maelzel-metronoom op de vleugel van zijn vader leest juniors leven, dat gebaad lag in de cocon van mechanisch-repetitieve kinesitherapie-routine, lekker weg. Een cocon ook, zoals tijdens de lectuur van dit vaderboek meerdere malen zal blijken, waaruit het moeilijk ontsnappen was.

Hoewel Bavo sr. een levenskunstenaar was, een ‘goestendoender’ met een passie voor kaarten, tennis en jazz, resulteerde zijn levenslust in overspel en een indrukwekkende schuldenberg. De graag geziene kinesist, de jongste van vijf kinderen, die altijd bereid was een helpende hand toe te steken, leidde een geheim leven en was vaak afwezig in het gezin. Dhooges moeder moest gul met vergiffenis strooien om de boel bijeen te houden:

Ik herinner me heel levendige scènes op de overloop tussen de praktijk en de woonkamer, waar mijn moeder hem de huid vol schold en een van zijn vijfduizend jazzplaten als een frisbee naar het hoofd gooide. ‘Smerige horenzetter! Vuile bedrieger!’ Zoiets blijft een kind bij, maar je stelt je achteraf geen verdere vragen. Waarom zou ik ook? Hij stierf toen ik elf was. Hij bleef mijn held en niets kon daar iets aan veranderen.

Al zal juniors adoratie, naarmate het boek vordert en de vaderfiguur steeds meer naakt komt te staan, voortdurend moeten worden bijgesteld.

Eenmaal grote brokken van de familiegeschiedenis achter de kiezen, maakt het herinneren alsmaar meer plaats voor een door een plot gedreven verhaal waardoor ook de toon van het boek verandert. Dhooge begint met verschillende vertelregisters te spelen en toont zijn ware schrijfmetier: de maskers vallen af en de vader vervelt tot de zoon. Door de zinnen heen verschijnt een genadeloos zelfportret van een veelschrijver in crisis. Om dichter bij zijn verwekker te geraken, schenkt junior zijn muzikaal onderlegde vader onder meer een dubbelleven in het heden. In een negental ‘Vadervariaties’ wordt Dhooge seniors bestaan als befaamde jazzorganist verder uitgedacht en overleeft hij, als een monster van Frankenstein, de terminale longkanker waaraan hij in werkelijkheid ten onder ging. Onderweg ontdekt de schrijvende zoon paradoxaal genoeg dat hij evenveel lijkt op zijn façadeloze moeder, met het hart op de tong, als op zijn door de jaren heen heilig verklaarde vader. Nietsontziend vermengt junior feit en fictie en vergoelijkt daarbij zijn jeugdheld niet. Wanneer de zoon tegen de wil van de vader met zijn vaderboek Sr. debuteert, komt hij het manuscript schoorvoetend aan senior presenteren:

Tegen de volgende avond had hij het hele ding uit, niet omdat het zo goed geschreven was, maar omdat het zoveel over hem ging.[…] In plaats van een heldenepos werd het een tweederangsversie van een ordinaire familiegeschiedenis tegen de achtergrond van een marginaal gehucht dat het alledaagse leven niet wist te overstijgen.

Tegelijk spaart junior zichzelf niet. Zijn literaire zoektocht vreet aan zijn geest en zal hem uiteindelijk ook zijn relatie met Maanglans, zijn nieuwe liefde na de pijnlijke breuk met zijn vrouw, kosten. Ook zij kan niet optornen tegen de spoken uit Dhooges verleden: ‘Jij bent gewoon zoals je vader. Weet je waarom je het zo graag te pas en te onpas over hem hebt? Omdat je net zo ijdel bent en het eigenlijk onrechtstreeks over jezelf hebt.’

Sr. is de uit de kluiten gewassen worp waarmee Bavo Dhooge zichzelf opnieuw op de literaire kaart zet. De sterkte van dit niet alledaagse vaderportret is dat het freewheelt tussen een klassieke vertelstructuur en improvisatie, net zoals de jazz die in het boek de jachtigheid en de onrust van de vader en de zoon symboliseert. Aan de hand van het spook van de vaderfiguur dient veelschrijver Dhooge zichzelf te behoeden voor een verder bestaan zonder inspiratie. Het opmerkelijke aan dit voyeuristische familiekijkstuk is dat de tol die daarvoor betaald wordt hoog is. Het stelt de lezer immers lijnrecht tegenover een schrijver die zijn vader moet herdenken om er zelf niet aan ten onder te gaan: ‘Terwijl ik elke dag weer wat leven stampte in zijn lichaam, was ik zelf beginnen te ontbinden. Terwijl hij de tweede helft van zijn leven mocht beleven, kon ik alleen maar verder door mijn eerste helft een tweede keer te beleven, de ene herinnering na de andere vastleggend.’

Arsène Droogakkers

Bavo Dhooge – Sr.. De Geus, Amsterdam. 432 blz. € 23,99 .