De kunst van het praten met elkaar

Philippe Berthet is een vakman die vele kunsten verstaat. Zijn tekenwerk is al jaren consistent en herkenbaar; het is strak en feilloos, met een voorliefde voor de jaren zestig en zeventig. Genoeg lezers zullen vooral zijn latere werk klinisch vinden. Dat komt vooral door zijn vrij emotieloze lijnvoering, die evenwel goed past bij het soort verhalen dat hij vertelt. Zo ook bij De kunst van het sterven, dat onlangs verscheen als derde deel van de nieuwe reeks ‘kwalitatief hoogstaande oneshots’ die uitgeverij Arboris op de markt brengt onder zijn imprint XL. Deze albums zijn forser van omvang en grootte en zijn even verrassend als onvoorspelbaar. Kwaliteit is immers een moeilijk te definiëren keuzemechaniek: de drie titels die nu zijn verschenen zijn totaal verschillend. Overeenkomstig is dat ze het alle drie goed doen op groot formaat.

Maar toch, De kunst van het sterven heeft beslist kwaliteit. Om te beginnen is het centrale plot kraakhelder: er is iemand overleden, men vermoedt zelfmoord, maar dat is nog maar de vraag. Als dan ook nog een aantal rare figuren opduiken die zich onhandig ophouden in de nabije omgeving van het slachtoffer, dan weet je wel hoe laat het is. En laat de Parijse politieman Phillipe Martin nu precies hetzelfde vermoeden hebben. Het draait namelijk allemaal om een zwendel waarbij kunst in het geding is. Vandaar de titel, die aanvankelijk veel mysterieuzer klonk dan uiteindelijk blijkt. Wie graag een lekkere whodunnit leest, en daarbij ook op zoek wil naar de waaromvraag, heeft hier een fijne kluif aan.

Twee zaken vallen onmiddellijk op, te beginnen met de positieve: het kleurgebruik is ronduit spectaculair. Er zit een gewassen structuur in de kleuren die ze heel dreigend maken, perfect passend bij de venijnige pen van Berthet. Het maakt de grote pagina’s van de XL-reeks extra de moeite waard, ook al zit er een geweldige vaart in het verhaal waardoor de lezer het misschien bij eerste lezing niet direct waarneemt. Ook dat tempo is een kwaliteit, de actie verslapt nergens.

Wat daarentegen in negatieve zin opvalt is dat Berthet moeite heeft om emoties over te brengen. In De kunst van het sterven zijn sommige scènes zo onbeholpen dat het storend is. In de eerste van drie plaatjes: waarom wilde je me spreken? Ik moet je iets vertellen over de dood van Emma. Hop, tranen in plaatje twee. Daar krijgen we Emma niet mee terug. Stilte op plaatje drie: dan weet meneer Martin het ook even niet meer. Zo zijn er meer gesprekken die wat vreemd aandoen, en dat ligt vooral aan de verstilde mimiek van de personages. Ze communiceren niet maar praten monotoon voor zich uit. Het had allemaal wat echter, menselijker gemogen.

Aan de andere kant: gedraag je maar eens welwillend naar de lezer als je achterna wordt gezeten door een bende vol getatoeëerde latino’s die je op het spoor zijn. Dan kun je maar beter net doen alsof het je allemaal niets doet. (Tipje van de sluier: dat laat Phillipe Martin inderdaad volledig koud). De slotscène in de stadse omgeving van Barcelona heeft genoeg spanning om de aandacht erbij te houden, ook al is dan lang en breed duidelijk hoe de vork in de steel zit. Dat de kwade genius in zijn laatste moment als vrij mens nog snel even alles opbiecht en paginabreed uit de doeken doet, is niet werkelijk nodig. Maar het past wel in het geheel: dat van een lekkere B-film met de goeie en de slechterik en een heleboel momentjes die misschien wat meer diepgang hadden mogen hebben.

Stefan Nieuwenhuis

Philippe Berthet & Sandro Raule – De kunst van het sterven. Arboris. 72 blz. € 8,95. Ook verkrijgbaar als hardcover: € 18,95.