‘Ik ga weer slapen want ik heb nog niet gedroomd’

De paar besprekingen die ik ken van Godface, de debuutbundel van Asha Karami, beginnen steevast met de wonderlijke flaptekst. En dat is niet zo vreemd, want waar je vooral wat aanbevelingen en een korte biografische schets van de auteur zou verwachten, springt het mysterie je hier al meteen naar de keel. Over de dichter staat er: ‘Ze veranderde reeds drie keer van naam en ook haar geboortedatum is een complex verhaal.’ Verderop noemt de tekst haar werk als jeugdarts, yogadocent en ringarts bij vechtsportgala’s – wat toch drie disciplines zijn die je niet al te vaak gecombineerd tegenkomt. Tenzij het in alle gevallen om palliatieve zorg gaat, maar dat zal wel niet.

Je zou je af kunnen vragen of het hier wel om een echt mens gaat. De biografie lijkt eerder die van een niet al te scherp omlijnd personage uit het werk van iemand anders. Toch klopt dat ook weer niet, want op YouTubefilmpjes van Poetry Slam en De Nacht van de Poëzie zie je haar in levende lijve haar gedichten voordragen, begeesterd en met humor.

Maar wat zeggen al deze bypasses over haar gedichten? Laat ik beginnen met ‘een lichaam’, waar de bundel toevallig openviel toen ik hem voor het eerst inkeek. Toeval? Toeval!

ik leg mijn hoofd op de tafel
hij kamt zijn vingers door mijn haar
een gat in het midden van zijn voorhoofd

uit de serotoninetest bleek onze comptabiliteit 50%
mijn lichaam beweegt tussen het verleden
en linksaf waaruit nieuwe mogelijkheden ontstaan

in dit t-shirt vallen mijn borsten niet op
hij bijt in mijn rug niet te hard
mijn lichaam in deze wereld heeft een waarde
al voordat het handelt net als een appel met menselijke huid
een hond met menselijke huid

soms valt mijn lichaam samen met de vorm van een negen
gasten komen en gaan maar ik leef erin
wie zegt dat ik dansen kan

alles en iedereen praat tegen je
je moet eerst bij jezelf een masker
opdoen dan pas een ander helpen

het gelukkigste moment van de dag is wanneer ik
opsta en mijn lichaam nog niet weet wat het is

ik ga weer slapen want ik heb nog niet gedroomd

Het is oorlog in dit gedicht – of een vechtsportgala. Een man met een (kogel)gat in zijn voorhoofd, een serotonineniveau dat ook maar half-half is (serotonine heet ook wel het ‘gelukshormoon’), gasten die langskomen in het lichaam waarin de ik-figuur moet leven en het geluk dat bestaat zo lang je nog niet weet wat er aan de hand is. Daar word je allemaal niet vrolijk van. Die ene drieregelige strofe zegt het allemaal: ‘alles en iedereen praat tegen je / je moet eerst bij jezelf een masker / opdoen dan pas een ander helpen’. Allereerst is daar natuurlijk de niet ter zake doende (maar daarom juist wél grappige) verwijzing naar de zuurstofmaskers in een vliegtuig. Maar vervolgens zit er ook deze deprimerende betekenis in: als je de ander niet wilt kennen, moet je eerst je eigen gezicht verbergen. Zien we hier gehelmde amateurboksers in de ring staan? Of zijn het de onzekere pubers uit de jeugdzorg die hun best doen om een beetje anoniem het leven door te komen? Het zijn deze vragen die de gedichten boeiender maken dan de diffuse schrijversbiografie op het omslag leek te beloven.

Overigens staat ook het hierboven geciteerde ‘complexe verhaal’ over haar geboortedatum niet op zichzelf. In een langer gedicht in twaalf delen, komt de bundel daar op terug – voorafgegaan door een wat cryptische passage van Franz Kafka uit zijn Brief an den Vater (1919): ‘Irgendeine Ahnung dessen, was ich sagen will, hast Du merkwürdigerweise’, die ik provisorisch maar even vertaal als: ‘Een vaag idee van wat ik zeggen wil, heb je eigenaardig genoeg wel’.

In de tien prozagedichten die volgen, komt herhaaldelijk een datum terug: 23 juli. De eerste (korte) passage gaat zo:

34 jaar geleden kwam ik ter wereld en jij was jij. mijn verjaardag is op 23 juli en ik vind dat elk jaar leuk voor jou en het verhaal. hoewel dit een zinvolle brief is, denk ik dat het tijd is om contact met mij op te nemen.

laat me je een beetje over mezelf vertellen: toen ik vijf jaar oud was en zij getrouwd, ben ik verhuisd, ik heb een jongere zus en broer en een paar jaar later een goudvis. ik heb veel geleerd in mendoza. in 2003 deed ik onderzoek en bezocht ik je oom. ze kenden me nog, maar ik was bekwamer in het introduceren van mezelf. tegenwoordig ben ik arts in amsterdam. ik hoop van je te horen wat je belangrijk vindt. liefs, a

Twee dingen vallen me op bij deze tekst (dit gedicht?): de taal en de thematiek. Die taal is natuurlijk een spel: de arts en dichter Asha Karami is beter thuis in het Nederlands dan zo’n fragment zou doen vermoeden. Het is de taal van een minder taalvaardige emigrant die naar een achtergebleven familielid schrijft. Inhoudelijk keek ik wel verrast op van de zin ‘laat me je een beetje over mezelf vertellen: toen ik vijf jaar oud was […]’ enz. Daar gebeurt iets vreemds. Dit is een brief naar iemand die de ik-figuur goed kent. Die hoef je dus niet uit te leggen wie je bent. Het doet mij een beetje denken aan de vijfde brief uit Sara Burgerhart (1782), waarin Sara aan haar beste vriendin Anna Willis haar achtergrond schetst. Die brief was natuurlijk niet voor Anna bestemd, die weet dat allemaal wel, maar voor de lezer die aan het begin van de roman nog geen volledig beeld van Sara heeft. Omdat de ‘brieven’ uit Godface gedichten zijn, zijn ze natuurlijk sowieso voor de lezer bestemd. Ze lijken een aanvulling op de geheimzinnige flaptekst, die we zodoende misschien wel als het eerste gedicht van de bundel kunnen beschouwen. De mystificatie gaat verder. De derde ‘brief’ opent met ‘ik ben geboren op 34-jarige leeftijd en waar ben jij. mijn kind is jarig op 23 juli en jaarlijks herhaalt jouw en mijn verhaal.’

Brieven of gedichten? Auteursbiografie of fictie? Yogadocent of ringarts? Het zijn vragen die er in feite niet zo veel toe doen. Een belangrijker vraag is die naar de werking van deze poëzie. En die is er zeker: ze vervreemdt, ontregelt, misleidt en verbeeldt dat het een lieve lust is! Het leven in deze gedichten bestaat vooral in het hoofd. Van de dichter? Nee, van de lezer. Juist daarom is die slotregel uit ‘een lichaam’ misschien wel de meest wezenlijke uit de hele bundel.

‘ik ga weer slapen want ik heb nog niet gedroomd’

Jan de Jong

Asha Karami – Godface. De Bezige Bij, Amsterdam. 104 blz. € 22,99.