Engeland en de Nederlanden twintig eeuwen tot elkaar veroordeeld

Der was een bore van Gelderland
Frolick sie byen
He was als drunke, he could nyet stand,
Upsolcie sie byen,
Tap een de canneken
Drinke schone mannekin

Dit liedje in fictief brabbelnederlands zingt het Nederlandse personage Hans Lacy in The Shoemaker’s Holiday van de Britse auteur Thomas Dekker uit 1600. Zo’n spottekst was een van de vele wapens uit het arsenaal van de anti-Nederlandse en -Vlaamse taalschat van het Elizabethaanse Engeland. Ook bij Shakespeare vinden we voorbeelden. Er is natuurlijk een goede reden voor zulke half serieuze sentimenten: er waren gewoon heel veel migranten uit de Nederlanden in, vooral, zuidoost Engeland. In 1574 bestond bijna de helft van de bevolking van Sandwich (bij Dover) uit Vlamingen en Brabanders. In het nabijgelegen Canterbury woonden er zo’n drieduizend. Dat was weliswaar goed voor de economie, met name voor de lakenindustrie, maar het gaf ook spanningen.

De invloed op de Engelse samenleving van religieuze vluchtelingen ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog is een van de onderwerpen die langskomen in De twee kanten van het Kanaal, een geschiedenis van Engeland & de Nederlanden van de Vlaamse historicus Harry de Paepe. Het boek beschrijft de soms tumultueuze verhouding en wederzijdse beïnvloeding tussen de landen aan weerszijden van de Noordzee. Die invloed is er eigenlijk altijd geweest. De Paepe voert ons via de Romeinse bezetting van Britannia, langs de Fries Hengist die in de zevende eeuw koning der Britten werd, en via de Gentse erkenning in 1340 van Edward III van Engeland als hun ware koning tot de al genoemde Vlaamse en Brabantse vluchtelingen tijdens het schrikbewind van Alva – om tenslotte te eindigen ‘in Flanders fields’ aan het begin van de twintigste eeuw.

Zonder aan allerlei politieke, economische en godsdienstige wederwaardigheden voorbij te willen gaan, wil ik toch eerst en vooral kijken naar de gevolgen voor taal en literatuur. Al ver vóór 1600 komen we Vlamingen tegen in de Engelse literatuur. In The Canterbury Tales laat Geoffrey Chaucer een van zijn vertellers het lawaai bij een vossenjacht vergelijken met de moord op minstens veertig Vlamingen tijdens de boerenopstand in 1381. Onder leiding van rebellenleiders Wat Tyler en Jack Straw trokken boeren vanuit Kent op naar Londen om het eind van de horigheid af te dwingen. Op 14 juni 1381 bestormden de opstandelingen de kerk van St Martin Vintry en vermoorden de Vlamingen die zich daarin verscholen hielden uit angst voor het geweld in de stad. Chaucer houdt de vermelding, zo kort na de opstand, bij een ultrakort terzijde.

So hideous was the noise – God bless us all,
Jack Straw and all his followers in their brawl
Were never half so shrill, for all their noise,
When they were murdering those Flemish boys,
As that day’s hue and cry upon the fox.

Eerder die eeuw heerste in Schotland Robert the Bruce. De Paepe legt uit dat zijn voorouderlijke naam oorspronkelijk ‘De Bruges’, Van Brugge was. En nog verder terug in de geschiedenis ontstaan de benamingen Wales en Welsh uit dezelfde oorsprong als Waals en Walen. Het betekent allemaal ‘vreemd’ of ‘vreemdeling’.

Engelsen hebben geen verstand van bier, dat zal iedere liefhebber met mij eens zijn. Vóór de vijftiende eeuw moesten ze zich behelpen met een zoetig drankje van mout, water en gist, ‘ale’ geheten. Vanaf 1400 begonnen de Vlamingen iets met hop in te voeren dat zij ‘bier’ noemden. De Engelsen namen de naam over, maar vooralsnog niet het gebruik. In Shrewsbury bijvoorbeeld werd het gebruik van hop in 1519 nog verboden. Allerlei woorden uit het paradigma van ‘bier’ en ‘drank’ hebben de Engelsen van ons: ‘beer’, ‘scum’, ‘brewery’, maar ook ‘booze’, ‘brandy’ en ‘gin’. Ik voeg hier als opwekkend toetje voor alle meisjes die Jennifer heten nog aan toe, dat ook hun naam etymologisch verwant is aan ‘jenever’.

We kennen denk ik allemaal voorbeelden van scheepvaarttermen die het Engels vrijwel letterlijk aan het Nederlands heeft ontleend. Maar ook op het terrein van de sport zijn de Britten nogal eens schatplichtig aan onze taal. Voor mij was het in ieder geval heel verrassend dat zelfs de woordenschat van golf en cricket deels uit de Nederlanden blijkt te stammen – en misschien die sporten zelf daarom ook, suggereert De Paepe.

Het hoogtepunt van de Nederlands-Britse invloed was wellicht het koningschap van koning William III (of Orange), door protestante Noord-Ieren liefkozend King Billy genoemd. Zijn dertienjarig koningschap wordt daar nog steeds herdacht in de provocerende Oranjemarsen. De Paepe citeert een allerminst vleiend Iers kinderrijmpje, dat ongetwijfeld niet afkomstig is van zijn trouwe protestantse achterban.

Old King Billy
had a ten foot willy,
so he showed it to the woman next door,
she thougt it was a snake,
and hit it with a rake,
and now it’s only five foot four.

De twee kanten van het kanaal is een aardig, informatief en goed geschreven anekdotisch boek. Maar het is ondanks de ondertitel geen volledige geschiedenis van Engeland en de Nederlanden. Zo is het ook niet bedoeld. Het geeft daarom wellicht geen pas om te zeuren over wat er allemaal níet in staat. Maar toch vind ik het een gemiste kans dat het boek omstreeks de eerste wereldoorlog eindigt. Natuurlijk, zowel voor België als voor het Verenigd Koninkrijk hebben de vier traumatische jaren ‘in Flanders Fields’ onuitwisbare sporen achtergelaten. Maar dat heeft de Tweede Wereldoorlog ook, net als de Britse muziekinvasie halverwege de jaren zestig. En waarom worden buiten Engeland de gevolgen van de aanstaande Brexit nergens zo gevreesd als in de Nederlanden?

Een veel minder belangwekkend, maar wel erg aardig voorval dat De Paepe niet beschrijft is het noodgedwongen verblijf in Londen van Gerrit van de Linde, alias De Schoolmeester. Promiscuïteit en schulden dwongen hem in 1834 uit te wijken naar Engeland, waar hij verbleef tot aan zijn dood in 1858. Het land bleek een perfecte vluchthaven, zelfs voor iemand die, zoals Van de Linde, aanvankelijk geen woord Engels sprak. De dichter heeft vanuit Londen Nederland bestookt met talloze, veelal komische gedichten. Hij werd daarin gesteund door Jacob van Lennep. In de door Van Lennep verzorgde uitgave van De Gedichten van Den Schoolmeester ontbreekt evenwel een kort vers met enige fundamentele kritiek op Engeland en sommige bewoners. Het zou bij De Paepe niet hebben misstaan:

Als somtijds de booze lusten van het vleesch je mogen kwellen
Zou ik je maar raden om je weet wel wat ik meen tot in Holland uit te stellen
Want de Engelsche hoeren zal niemand je recommanderen
Ze liggen net als bevroren monumenten in de veren
En om te maken dat een Engelsche hoervrouw onder het naayen een beetje leeft
Zou je er een ander onder moeten leggen, die den hik heeft.

Jan de Jong

Harry de Paepe – De twee kanten van het Kanaal. Een geschiedenis van Engeland & de Nederlanden. Vrijdag, Antwerpen. 260 blz. € 22,50.