Hoe belangrijk is je dictee in tijden van corona?

Op 12 maart, de dag voordat alle hogescholen en universiteiten de deuren dicht deden, kreeg ik een certificaat uit handen Marijke Meijer Drees voor deelname aan haar docentontwikkelteam (DOT) Nederlands. Dit jaar en vorig jaar hebben we gewerkt aan lessen rond De reis van Sint Brandaan een verhaal uit de twaalfde eeuw uit onze eigen literatuur. Het lijkt misschien wat onwerkelijk om je zo lang met een tekst bezig te houden, maar ik heb het idee dat onze groep zo’n beetje net begonnen was. We hebben enorm veel deskundigen over de vloer gehad die allemaal vanuit hun eigen vakgebied met ons in discussie gingen en ik denk dat het belangrijkste resultaat van onze DOT wellicht niet de lessenreeksen zijn die wij voor het voortgezet onderwijs ontwikkelden, maar de ideeënuitwisseling die heeft geleid tot veranderingen in onze eigen lessen. Omdat ik op een lerarenopleiding lesgeef, besmet ik hopelijk ook andere docenten in opleiding met die ideeën.

Het mooie aan mensen die meer weten dan jij is dat ze vaak, niet altijd, minder stellig zijn. Ik ben regelmatig jaloers op de hoeveelheid kennis die is samengebald binnen een hoofd, maar al die kennis leidt ook tot een zekere nederigheid over die kennis. Je weet ook steeds beter wat je niet weet, wat je nooit zult weten. Je bent waarschijnlijk ook heel bescheiden in wat je over kunt brengen op anderen en wat daarvan weer onthouden wordt. Je doet niet meer dan je stinkende best en je hoopt dat er iets beklijft, bij de een meer dan bij de ander, maar iets wat ze zich over twintig jaar nog kunnen herinneren.

Deze week gingen alle scholen op slot (behalve voor veel onderwijsondersteunend personeel dat nog de kans werd gegeven om het coronavirus op te doen) en ik heb me verbaasd over de tsunami aan online lesideeën die loskwam en de behoefte om binnen twee dagen het hele lesprogramma om te vormen naar een model dat op afstand gegeven kon worden. Lessen en colleges werden vanuit huis gegeven en we gaven onszelf niet heel even de tijd om er een weekje over na te denken, een week waarin we sowieso moesten wennen aan een nieuwe situatie. En is het echt zo belangrijk om dat dictee te geven in de wetenschap dat binnen een paar weken iedereen wel iemand kent die is overleden aan het virus? En wij maar toetsen en turven.

Ik heb ooit eindexamen economie gedaan, maar behalve een afkeer van het leerboek dat geschreven was door professor Heertje, weet ik niets meer van economie. Ik weet nog wel veel van de lessen van meneer Trappenberg, een enorm grote Surinamer, die soms ook yoga gaf of vertelde over de betekenis van de kleuren van onze kleren. Ik droeg altijd bruine kleren in die tijd, van onderbroek tot overhemd, van schoen tot broek. ‘Je verbergt je,’ zei meneer Trappenberg en hij had gelijk. Ik geloof dat ik daar meer aan gehad heb dan aan de theorie van Keynes.

Misschien, heel misschien, ontdekken we de komende weken dat onze standaardmanier van toetsen een beetje te wensen over laat. Dat het ook anders kan en moet. En dat wij docenten doorkrijgen dat er heel veel geleerd kan worden zonder testjes, werkstukken en examens. Ik geloof dat onze beroepsgroep heel belangrijk is, maar die leerlingen kunnen ook wel een weekje of een maandje zonder spellingtoets (of schrijfopdracht of leesverslag) om straks volwaardig mee te kunnen draaien in de samenleving.

Coen Peppelenbos

(foto: Maryborough Outbreak (Primary Pneumonic Plague), publiek domein, via Flickr)