Sombere gedichten met een positieve twist

Drie jaar geleden verschenen de verzamelde gedichten van Dirk Kroon onder de titel Op de hoogte van de vogels. Nu ligt er een opvolger ‘bij de betere boekhandel’, zoals de bundel het zelf stelt. De mooie ambigue titel luidt Onder de vogels. De twee delen ‘Hier’ en ‘Elders’ benaderen het thema van de ouder wordende de mens in een warrige wereld elk vanuit een eigen optiek. Het is een thema waar meer dichters mee worstelen en niet alleen oudere! Ik herinner me een interview met Hugo Claus bij gelegenheid van zijn 65ste verjaardag in, ik meen, het Vlaamse weekblad Humo. Al in de kop werd hij geciteerd als zijnde ‘volledig mislukt’. Het is bij interviews immers altijd aan te raden tenminste één uitspraak te doen die zich leent voor een mooie kop. Voor je het weet staat er anders iets volstrekt zinloos boven. In het stuk zelf reageerde de journalist van dienst obligaat verontwaardigd. ‘Mislukt? Hoe kunt u dat nou zeggen, mijnheer Claus?’ Waarna een opsomming volgde van alle artistieke prestaties van de jarige, gevolgd door alle prijzen die hem in de loop der tijd waren toegekend. Claus had dit ongetwijfeld zien aankomen en reageerde uiterst vriendelijk: ‘Ach, u moest eens weten wat ik allemaal van plan was toen ik twintig was.’ Of woorden van gelijke strekking. Daar moest ik erg aan denken bij het gedicht ‘Keerpunt’ in Onder de vogels:

De jaren, ja, de jaren
waarin wij meenden te bestaan,
ze bloeiden meedogenloos leeg,
lieten niets na, bleken vergeefs
bij het volle besef van een later.

Later dat maar niet aanbrak
omdat wij vasthielden
aan de alledaagse lyriek,
dat het leven zo goed was.

Het daar en dan vertaalt zich
nooit meer in het hier en nu.

Strikt genomen is iederéén mislukt als je hem bij de pensioengerechtigde leeftijd afrekent op de plannen van de jongeling. Gedichten als ‘Keerpunt’ (of het interview met Claus) helpen niet alleen om de eigen bescheiden successen wat te relativeren. Ze stellen de lezer ook in staat om nog eens terug te keren naar de eigen jeugd. Niet aan de hand van zwaar vertekende anekdotes, maar meer beschouwd vanuit de passieve kern van de eigen levensfilosofie uit die jaren. In het voorafgaande gedicht heet het: ‘Ja, het zou “groots en meeslepend” […] / het is er nooit van gekomen.’ Teksten waarvoor je niet eens op leeftijd hoeft te zijn om verwoord te zien wat zo vaak stil en ontkend onder de oppervlakte bleef.

Ik had het over de ambiguïteit van de titel. Het laatste gedicht uit de bundel heet ‘Onder vogels’ en gaat als volgt:

De vogels komen samen
verkennen wat er speelt.
Wie zijn kennis met hen deelt
krijgt niet vaak ja en amen.

Een mooie afsluiting, de mens die zich onder de vogels begeeft en zich op allerlei vlakken de mindere moet weten. Maar de andere betekenis van de titel, namelijk de mens die beneden op aarde voorttobt, en zich dus letterlijk ónder de vogels bevindt, spreekt mij meer aan – tenminste bij de gedichten die ik lees. Ik zie dat bijvoorbeeld in het mooie ‘Pastiche’, waarbij de dichter vermeldt ‘Bij R.M. Rilke, “Der Panther”’. (Ik kan me de inspiratie heel in de verte wel voorstellen, maar een pastiche? Ach.)

Een man op leeftijd ziet gedwee het leven aan
en rekent zich bij al wat hij beleefd heeft arm.
Wat hij kon behouden neemt in waarde af
want het lijkt vergankelijker dan een mens.

Hij weet geen wereld die hem boeien kan
te vinden – sinds enkele intens beminden
hem zonder enig perspectief verlieten.
Zij rusten ongewild, onwillig in de dood.

Geen gekoesterde illusie hield hij over,
zijn hier en nu is onherroepelijk ontvolkt.
Hem rest het zonlicht om zich te verblinden,
in zijn hart tast alles weerloos in het duister.

Misschien vinden sommige lezers het een somber beeld. De man op leeftijd heeft immers nagenoeg alles verloren en de dingen die hem resten zijn inmiddels waardeloos geworden. Maar als beschrijving van het slotakkoord van een leven ‘onder de vogels’ is het zo slecht nog niet. De onthechting kan aan het eind van het leven ook rust geven, of op zijn minst berusting. En er zijn natuurlijk dingen die een mens juist niet verliest. In het laatste van de vijf kwatrijnen, samen ‘Boekenkennis’ getiteld, verwijst hij naar enkele regels van J.C. Bloem: ‘Hout voor het vuur, een boek en een glas wijn, / Dit zijn de dingen van het latere leven […]’. Kroons kwatrijn daaronder gaat als volgt:

Een dichter mag zich keer op keer vergissen,
maar aan inzicht wordt hij stilaan rijk.
Nu ik oud word, haalt Bloem simpel zijn gelijk,
boek noch wijn kan ik geen dag meer missen.

Hoewel de drievoudige ontkenning in de laatste regel (‘noch’, ‘geen’ en ‘missen’) mij wat op het verkeerde been dreigt te zetten, lees ik er toch een positieve reactie op het gedicht van Bloem uit. Natuurlijk was Bloem zelf niet bepaald een matig innemer, maar in zijn werk lezen we die buitensporigheid niet. Vandaar dat Kroon hier het gedicht met instemming kan citeren. Merk bovendien op dat de vijf kwatrijnen samen ‘Boekenkennis’ heten. Dat begrip is sterk gelieerd aan ‘boekenwijsheid’, een negatief bedoeld begrip dat staat voor onpraktische wijsheid waar je in de echte wereld niet veel hebt. ‘Boekenkennis’ ligt daarentegen aan de basis van menige serieuze studie. In de gedichten van Kroon biedt deze ‘kennis’ houvast voor wie berusting wil doen verkeren in rust, en teleurstelling over het geleefde leven in acceptatie. Dat is de positieve boodschap.

Jan de Jong

Dirk Kroon – Onder de vogels. Liverse, Dordrecht. 70 blz. € 21,95.