Vrouwelijk

Je gedachten laten dwalen is niet louter niets doen of tijdverspilling, Het zorgt voor onze mentale huishouding. Je kunt er een persoonlijk verhaal mee creëren. Staar uit het raam, laat je gedachten de vrije loop. Het gedicht ‘Tafels en stoelen’ van Laurine Verweijen intrigeert, omdat de stoelen uit de titel in het gedicht alleen gesuggereerd worden.

Tafels en stoelen

Als je zou mogen kiezen
stonden er dan meer banken of
meer tafels in je huis
En zou je voor elk gebruik bijvoorbeeld
een andere tafel vinden
Je zou bij het raam een kleine tafel
kunnen neerzetten
om aan naar buiten te staren
terwijl je de krant nauwelijks leest
Daar zou ook een bank kunnen staan
maar daarin zit je lager

Je hebt het zelf voor het zeggen
Het huis is helemaal van jou en leeg

De je-figuur, een geïmpliceerde ik, vraagt zich af wat ze zou kiezen: meer banken of meer tafels. Ze zou veel tafels willen: een kleine tafel bij het raam ‘om naar buiten te staren’. Niet of nauwelijks de krant lezen, want dat is een te gerichte opdracht. De slotregel krijgt een metaforische betekenis: het huis van de creativiteit. Het ‘is helemaal van jou en leeg’; nog wel, maar het wordt gevuld met gedichten. De gedichten ontstaan doordat informatie wordt opgedaan op een onwillekeurige manier, waarvan Bernlef ooit zei dat het een ‘bijeenbrengen van twee in de gereglementeerde hersenvakjes ver uit elkaar liggende gebieden (is), het vertalen van het bekende in het onbekende.’

Bijvoorbeeld de observatie die verrast: ‘de dag en nacht kunnen elkaar /nooit leren kennen / hoe dichter de een naar de ander kruipt / hoe meer ze zelf verdwijnt’. Misschien is het wel een gedachte die eerder bijvoorbeeld door Hooft is opgeschreven. Overigens kun je dit ook metaforisch lezen. Het betreft dan een problematische liefdesrelatie. Ik moet aan Judith Herzberg denken en dat deed ik ook bij andere gedichten van Laurine, ‘Kingsize’ en ‘Aardig lacht / Hartelijk buldert’.

Het motto van de bundel is van Nadine Gordimer en gaat over het steeds weer vergeten van dingen die toch steeds weer terugkeren. Dat geldt ook voor de menstruatie. De dichteres schrijft daarover: ‘toch overvalt het me, warm en nostalgisch, als een / diepe herinnering die zich keer op keer aan mij wil laten / zien, hier bestond ik al, dit ben ik altijd geweest. het is een / moeder, een herhaalherinnering’.

De dichteres vindt prachtige beelden: ‘een melkglazen bol vol auberginepaarse slierten rolt / in mijn bassin: de gebroken witte kelder, pijn die opkomt / is een trilling die ik terug naar beneden krom, met lage / tonen verspreid ik hem door mijn weke benen.’ Zij heeft ook een bijzondere vorm gevonden tussen proza en dichtvorm, noch een rechte kantlijn links, noch rechts.

Inhoudelijk volgt ze hierbij de oproep van Hélène Cixous (The Laugh of the Medusa): ‘I shall speak about women’s writing: about what it will do. Woman must write herself: must write about women and bring women to writing, from which they have been driven away as violently as from their bodies’. En: ‘I wished that that woman would write and proclaim this unique empire so that other women, other unacknowledge
sovereigns, might exclaim: I, too,overflow; my desires have invented new desires, my body knows unheard-of songs.’

Laurine Verweijen opent haar bundel Gasthuis met een gedicht dat lijkt te gaan over een schilderij met wassende vrouwen:

O alle vrouwen die ik nooit zal kunnen zijn
ik zie hun glazen lijven voorovergebogen in het water
hun ranke handen in de zilvervoile blinkering
raspend over houten planken

het ritme van de eeuwen – zo rond
de druppels op hun ruggen – zo nabij
dat ik ze bijna langs de mijne voel glijden
hoe kunnen vrouwen van alle leeftijden
zo vol en zacht en lachend zijn
hoe kan ik nooit al die vrouwen
hoe kan een vrouw nooit alle vrouwen zijn

het geluid van raspen, ik kan het bijna horen
we zingen er zachtjes bij

Remco Ekkers

Laurine Verweijen – Gasthuis. Van Oorschot, Amsterdam. 67 blz. € 18,50.